....

    Het verlangen zich overal neer te leggen om er te slapen. Slapen op een bank. In de huiskamer of op straat. Slapen op hoogte, in de bergen. Slapen achter het stuur. Slapen in de natuur, in de hangmat tussen bomen – op stenen of in het zand. Slapen op de bodem. Slapen op een bed aan tikkende horloges. Slaap als het meest magisch oord wat in het leven bestaat. 

    Leven – om te slapen en uit de slaap een kasteel te maken, om zich terug te trekken en te overschouwen, er in te blijven en te verdwalen, er in verloren te lopen en altijd terug opnieuw buiten te komen. Slapen, eeuwig bedronken van slaap te zijn – en niet meer wakker worden.

    Slapen in kostuum. De slaap van de rozenverkopers. De slaap van de clowns. Slapende paarden. Slapen om het leven te verlengen. Slapen om de dingen te laten bestaan. Slapen om het uurwerk terug te draaien – of om te leven, tegenwijzerzin?

    Slapen om te vergeten… Slapen om zoals de dieren te zijn.