....

    Nabije en melancholische liefde.

    De ene heeft lief vanuit de onverzadigbare nabijheid, de andere net vanuit de niet te benaderen afstand. De ene wil iedere afstand opheffen, de andere die ten koste wat kost bewaren. De andere houdt van het gemis, ja misschien meer dan van zijn partner, want het is dit gemis waarin voor hem of haar zijn partner het zuiverst verschijnt en die zijn of haar liefde versterkt; de ene houdt van de nabijheid en ziet het gemis als een bedreiging voor zijn of haar liefde. De ene houdt daarom eerder van nabijheid, dan van zijn partner, kortom van de bevestiging; de andere verstikt zich er in.

    Liefde in twee snelheden. Vlinders in twee kleuren. Is voor beide figuren liefhebben niet onmogelijk? Anders gesteld: is in ieder mens niet iets van beide verlangens, in iedere geslaagde liefde beide richtingen aanwezig?

    Wee die figuren, die in zichzelf slechts die ene vorm van liefde aantreffen – hun voortdurend lijden, of nu onder de nabijheid of het gemis. Ze kunnen ofwel onmogelijk dat verwerkelijken wat ze voelen en komen daardoor tot gemis, of ze kunnen nooit dat realiseren wat ze werkelijk nodig hebben in de onmogelijkheid van absoluut missen.

    Liefde als de uittocht. Liefde als de intrede. Liefde als het te veel. Liefde als het te weinig.

    De ene wil praten, de andere wil zwijgen. De ene vergeet en zoekt opnieuw, naar een zuivere, absolutere, uitgesprokene nabijheid; de andere herinnert eeuwig en vindt in dat herinneren een zuivere vorm van verschijnen – als verscheen daar de liefde uitgesproken en enig. De andere wil alleen maar herinneren, als deed hij het verleden spreken. De ene legt het zwijgen aan ieder verleden op, want voor hem of haar is de herinnering de teleurstelling, de niet-realiseerbare verruiling.