....

    Steden waar men elkaar geen hand geeft. Meer nog, deze mensen mijden er zelfs alles wat de eigen handen vastnemen. Zij hebben een diepe, lichamelijke afkeer van alles wat door de handen gaat. Eigenlijk zijn armen er een overbodig ledemaat.

    Zo wordt de overdracht van goederen of voorwerpen –een geschenk, geld, een aankoop– via handen daar vermeden. Indien het dan echt moet, iets vastnemen, wordt het allereerst neergezet. Tot ze vervolgens haast over hun nek gaan en het ding met afschuw vastnemen als betrof het een dood dierenlichaam.

    Wat je daar wel ziet, en je kent deze beelden van twintigste-eeuwse stuntmannen bij ons, zijn arbeiders die een treinwagon met hun tanen voorttrekken. Zoiets kan natuurlijk wel. Beslist, je vindt daar slaven met een machtig, ijzersterk gebit.

    Omdat men daar van letterlijk alles wat de handen vastnemen vies is, hebben deze mensen een persoonlijke perimeter ontwikkelt waarbinnen ieder vrijelijk ageert. Ongeveer zoals Da Vinci het met de Vitruviusman reeds optekende, leeft men daar in een universele, meetkundig perfecte afstandelijkheid. Het is de diameter van ieders handbereik. Wees gerust, daarbinnen wagen anderen zich niet. Men noemt het daar ‘het Aura’.

    Hoe de mensen daar communiceren? Anders dan met handdrukken of de expressieve gebaren van een Italiaans handelaar heeft men daar een nieuwe communicatievorm ontwikkelt. Zo knipperen zij eens extra met de ogen. Deze mensen hebben namelijk een nieuwe soort taal aan wimperslagen uitgevonden. Zeg maar morse met de oogleden.

    Plots sta je er tegenover een vreemde zoals twee dieren plotseling elkaar tegenkomen. Even verroert men niet. Intuïtief valt een angstige, eerste blik op die handen. Vervolgens bekijkt men nauwkeurig elkaars ogen. Beter gezegd: wimpers en oogleden.

    Een bibberend ooglid, één scheel oog, een zwaluwslag met de wimpers. Wat het te beteken heeft? Deze mensen wisselen een zorgvuldige, gereserveerde taal uit en begrijpen elkaar vanop veilige afstand. Eén detail kan beroeren. Eén wenk volstaat. Enkel vijandschappen schudden er elkaar de hand.

    Zo hebben zij zelfs en telescoop ontwikkelt die ze zonder handen kunnen bedienen. Ongeveer iets als een mondharmonicabeugel, diens scherpte deze mensen bijstellen met slechts het fronsen van de wenkbrauwen. Zo observeren zij in microscopische precisie elkaars minutieuze ogentaal. 

    Een mopje! Iets schattig. Een gore opmerking. Verliefde blikken. Dyslectische pupillen. Zakelijk gepraat. Het gaat allemaal via de ogen en deze mensen hun wimpertaal. Een stotteraar? Iemand die een wimper verloor. 

    Ontmoetingen daar als stond men aan weerzijden van een deur en gleurde men door het sleutelgat. Zo kijkt men elks door zijn telescoop in de ander zijn ooglid. Dat noemt men daar een onderonsje, ongeveer op anderhalve meter.van elkaars Aura. 

    Enkelen houden daarbij zelfs een potlood in de mond en noteren vervolgens de coördinaten van elkaars oogleden. Iets zoals sterrenkaarten bij ons. Dichters die zo juffrouwen hun ogenbruin beschrijven.

    Daarom geen bedelaars daar met gestrekte hand, maar enkel met wijdgeopende oogleden. Trouwceremonieën –het ja-woord— als zeven keer horizontaal met de ogen knipperen. Opgelet, want zeven keer rondjes met de pupillen in tegenwijzerzin draaien betekent iets anders: Tournée générale. Verliefden die elkaar nooit aanraken. Hoe men er voortplant? Tja, men weet het niet.

    Vrouwen worden er niet aangerand. Tenzij met beledigend oogcontact. Geweld kent daar andere, handvrije vormen. Zij zijn er letterlijk vies van alles wat de handen passeert. Eten? Het liefst staat men voor zijn ontbijt happend aan de fruitbomen. Of men drinkt er zoals de dieren uit plassen en rivieren, zo vermijdt men het helaas noodzakelijke. Geen schouderklopjes. Geen gevechten.

    Zichzelf met de voeten bedienen kan natuurlijk ook. Je vindt daar vast wel enkelen die handig genoeg zijn om een taart met hun tenen en een groot mes aan te snijden. Het schijnt dat in deze steden zelfs uit het staartbeentje van sommige inwoners opnieuw een staart is gegroeid, waarmee zij zich bedienen. Survival of the fittest. Daar is niets mis mee.

    Schrijven? Neen. Of in een kraaienpotengeschrift met de tenen. Dat verklaart iets van de krabbelige, onleesbare brieven die men eens uit deze streek ontving. Doet het een belletje rinkelen? Juist ja, daar kwamen die vreemde brieven dus vandaan. Vertellen kan daar wel natuurlijk. Toch het spreken is het mooist wanneer het met de ogen gebeurt.

    Deze mensen hebben zichzelf opnieuw uitgevonden, of alleszins hoe ‘menselijkheid' zich manifesteert. Geen dieven met koevoet. Geen politie met matrakken. Geen koks met een grote soeplepel. Geen kinderen die in de herfst bladeren verzamelen. Geen schelpjes op het strand. Geen overwinnaars die triomfantelijk de beker in de lucht steken. Geen pianostemmers. Geen vaandeldragers. Geen vlindervangers. Geen dokters met spuiten. Geen rozenverkopers die breedlachend met hun boeket het café binnenvallen. Tenzij allemaal in alternatieve versies met voeten of staart.

    Het is vreemd hoe alles in deze steden is geworden. Hoe deze mensen, deze cultuur, zich heeft ontwikkelt? Zoals vermoedelijk alles in de geschiedenis: noodzakelijk geworden toeval. Echter enkele historici en antropologen menen dat deze mensen hun diepe afschuw tegenover de handen mogelijks uit het feit ontspruit, dat zij nooit wc-papier ontwikkelt hebben.