....

    Het verslavende van de inspiratie. Of vervelende? De tragiek van ieder juist aanvoelen leert dat men inspiratie nooit bezit, maar naar jou komt –zoals de dieren– om gestreeld te worden. Heel erg mooi allemaal, maar pijnlijk wanneer men met gevouwen handen vooruitgestrekt al weken vergeefs wacht tot de dieren uit jouw handen komen eten. En niets gebeurt. 

    Op de dieren kan men natuurlijk niet wachten. Zij komen naar je zonder enig voorafgaan. Een ervaring zonder secquenz: inspiratie. Een ervaren zonder enig voorafgaan wijzigt niet alleen de ervaring van de tijd, waarin de inspiratie gebeurt, maar ook de ordening van de ruimte, waarin inspiratie zich bundelt. 

    Het moeizame van ieder verder leven –symbolisch met de handen vooruit gevouwen–, want voor inspiratie, net zoals de droom, vind men slechts troost in diegene die daarop volgt, bestaat er in dagen, soms weken (maanden?) zonder inspiratie door te moeten brengen, omgeven door het te veel van alles, tegelijk middenin het naamloos niets. Het is wanneer alles zich in die onvermijdelijke samenstelling aan jou opdringt en tegelijk steeds te weinig is, wanneer heden identiek met bewustzijn wordt – leven in het kwantum aan de willekeurigheid van iedere naam.

    De woorden of dingen spreken niet langer, zijn steeds nog en slechts hun naam of voorkomen. En daarmee ligt alles eindeloos vast. Eindeloos vast: in een gevoel van absolute duur en tegelijk onmogelijke beweging.