....

    Taal bewoordt maar sluit daarmee de spreker op in de onuitspreekbaarheid der dingen.

    In een alternatieve lezing is Promotheus niet de brenger van techniek, maar van de taal en het vergeten. De mensen kenden namelijk het uur van hun dood, het lot en het geheim van het leven. Zij zaten stil in hun holen en keken triest voor zich uit. Promotheus schonk de mens het vuur, dat is de begeestering, de vreugde van de taal en het spreken. Een kleine, eigen schepping. Daarmee kon de mens aan de slag gaan, waardoor hij zijn lot vergat. Er kwam humor in het bestaan, werklust, en een ‘waarheid’ aan begrippen die zelf de orde optekende – niet langer vastgelegd in de wisselvallige orde van de onbetrouwbare Goden.

    De waarheid van het bestaan werd daarmee toegedekt, afgesloten, vergeten. Wie de taal gebruikt –een spreker– steelt het vuur van de Goden, maakt daarmee essenties aan, maar verbrandt zich ook aan het uitspreken van onuitspreekbare waarheid. Die Goddelijke orde zal je straffen, vastketenen net aan de rots van de taal en het onuitspreekbare gevoel der dingen. Een dier, dat de intuïtieve waarheid van het zwijgen kent en vertrouwd is met de hoogtes van het vliegen, zal in je steeds aangroeiende lever komen pikken iedere keer men vraagt: waarom?

    Een kleine, eigen schepping. Dat is wat iedere taal doet. Iedere spreker. Hoe aandoenlijk, hij legt een vuurtje aan. Alleen heeft dat stichtende, allesverbrandende, de metamorfose van iedere zingeving, kortom dat we winnen zelfs bij het verlies, plaatsgemaakt voor het allesverklarende en verblindende idee dat taal de dingen bewoordt.

    De waarheid, de echte waarheid, kan je niet uitspreken, enkel ervaren. En alleen al daarom moet deze uitspraak fout zijn.