....

    In het Babbetje zou er een kabouter kunnen wonen. Eén die ’s ochtends zijn hand aan het voorhoofd houdt, in ontzagwekkende, verre kruinen wegdroomt over afgelegen continenten en ’s avonds van enkele regendruppels soep maakt. Maar evenzeer een grote lieve reus. Een grote reus die over de hele lengte van de zolder slaapt en ’s ochtends, nog met het zand van de slaap in zijn reusachtige wimpers (wimpers waaruit de dorpsbewoners borstels vervaardigen om de stoep te vegen), helemaal gehurkt uit de kleine deuropening naar buiten treedt en de gouden draden van de dageraad aanschouwt.