....
Ik leg haar over mijn stuur. Ze ligt te slapen, met haar romp hangend over mijn stuur, haar gezicht ondersteboven naast mijn wiel, en ik probeer maar zo voorzichtig mogelijk te sturen.
“Maak haar niet wakker!” denk ik in mijn voorzichtige trappen, die haar slaap willen respecteren. Dit is lastig. Niet alleen omdat als je stopt met fietsen ze zeker zal wakker worden. Maar ook omdat je nu droomt dat je iemand niet mag wakker maken. Hoe ga je dit oplossen? Is dat de facto al niet: de omgekeerde wereld?
Gelukkig denk je dit niet tijdens je droom, maar droom je enkel dat je dit denkt, terwijl je voorzichtig, om ’t er ’t voorzichtigst stuurt om haar vooral niet te wekken. Je ziet het al: die helling hier links opzij wordt lastig. Eerst nog dat bakstenen muurtje over. Wie heeft dat hier tot bovenaan kniehoogte gezet? Als fietste je horden.
Enfin, gelukkig rijd ik op een Nederlands model met breed, hoog stuur. Dat mag ook. Het gewicht van een hangend lichaam valt ook in een droom serieus lastig te controleren. Ik fiets dan wel rechtdoor, verder het fietspad op – de velden naast ons verantwoorden het omweggetje. Tenslotte: ze slaapt! Dus ze weet niet dat ik de helling niet genomen heb maar liever even omrijd.
Ja, ze slaapt. Dat betekent dat ze nog steeds niet wakker geworden is. Opdracht geslaagd!
Tenzij… Je droomt natuurlijk, dus hoe zou je het echt weten? Moet je nu zelf uit deze droom ontwaken? Om vast te stelen dat zij niet op jouw stuur ligt? Dat ze nog slaapt? Maar nu jij niet meer?
Je beweegt je automatisch. Je legt een arm, nog lauw van de slaap, om haar middel. Je gezicht nestelt zich in haar haren. Je voelt alleen maar haar warm, slapend wezen. Je trapt niet meer – alles is verdwenen. Tot je die eerste, vermoeide oogleden in het blauwe ochtendlicht ophaalt en je er vervolgens opnieuw verder op waakt – dat ze slaapt.