De namen van Josep Roth –
sterrenbeelden. Zij zijn mythische semantieken, die hun eigen beloop en leven
kennen en zich in de lezer gaan nestelen. Daar verzelfstandigen ze zich tot figuren die
de lezer in zichzelf wil declineren. Het gebeurde reeds bij Menuchim uit Hiob, “Menuchim,
Menuchim! Menuchim!” schreeuwde de lezer in zichzelf, en bij Hotel Savoy wordt dit één groot innerlijk jubelfeest.
De lezer wil scanderen, die namen: De rijke nonkel Phöbus Böhlaug, de
magnetiseur Xaver Zlotogar met de mystieke fakirogen, de souffleur Abel Glanz, de loterijvoorspeller Hirsch
Fisch, Frau Jetti Kupfer, Taddeus Montag of de ondeclineerbare Kaleguropulos –
zij zijn mythes. Deze namen nestelen zich in het bewustzijn van de lezer, deze slechts te kunnen herhalen bezorgt hem een genot. Iedere keer hij deze namen leest moet hij
glimlachen, winnen zij aan kracht, aan bestaan, aan gravitetische macht. Ook wanneer hij het boek niet leest, leven zij verder en fluistert het in zijn hoofd:
Phöbus Böhlaug.
Mythen handelen vanuit namen.
Dit is het bijzondere wat ze doen. Zij wekken de naam tot leven. In de mythe valt
het niet te voorzien wat er staat te gebeuren, omdat de dynamiek en het
gravitetische van de naam, die heel deze wereld samenhoudt, centraal staat. Het
zijn deze namen die de vertrouwde structuren aanvallen: de logica van het werkwoord wordt van
macht ontnomen. De werkwoorden, die doorgaans alle kracht en verklaring hebben,
worden tot predicaten, die slechts iets klein weten toe te voegen aan het allesverslindende
mythische subject: het nomen.
Joseph Roth begrijpt door te
tonen: het geheim van de namen. Het geheim van het boek Hotel Savoy is niet dat
mensen als hiëroglyfen in hun eigen verhalende handelingen door papierdunne
muren naast elkaar leven, eten, honger lijden en sterven, maar dat zij namen
hebben en daarom voor de andere afgesloten zijn. Zij zijn ultiem
ondoorgrondelijk.
Iemand kennen, niet louter
ontmoeten maar echt leren kennen, is diens naam toelaten om de
mythologie van iedere kennismaking in vuur en vlam te zetten. Het is zoals je
innerlijk de naam van een geliefde herhaalt – uit deze naam een goddelijkheid
halen, een mythologie stichten, die alle werkwoorden opslokt.
Dit is wat in Hotel Savoy
gebeurt. Dit is geen verhaal. Hier gebeurt niets. Dit is het koralisch samenkomen van de namen – zoals het
treffen van verschillende zeedieren, die elkaar oogledenloos voorbij drijven. De Olympus in hotelkamers. De namen op elkaar
laten stoten, tegen elkaar laten aanwrijven, ze laten schuren en zien wat er in de
taal gebeurt.
Het treffende daaraan, en dit is iets wat ik in een
eerste lezing van het boek, enkele jaren geleden, maar niet kon bevatten, is dat
vreemde gevoel dat de lezer krijgt bij slechts één naam uit het boek: die van de ik verteller. Deze
naam, Gabriel Dan, valt buiten de mythische spanning en is ook geheel in tegenspraak met de biografie van het karakter. Deze naam
spreekt niet. Dit puzzelstukje valt niet te leggen. Als lezer kon ik het gevoel dat ik bij deze naam kreeg niet
vatten. Mij bekroop het gevoel als werd ik opgelicht. Iets leek er niet te kloppen.
Zoals in de dynamiek van iedere mythologie behoort de
verteller nooit tot de mythe. Het is een veel te modern gegeven om dit
perspectief te mythologiseren. Want daarmee brokkelt iedere naam af en vangt net de
werkzaamheid van het werkwoord aan.
In Hotel Savoy laten de mensen elkaars naam toe, behalve
die ene mythe: die van de verteller. Dit liet me ooit met een naar gevoel achter: prachtig,
maar iets scheen oningevuld. Nu ik het vele jaren later mij als mens de dankbaarheid toekom dit werk nog eens te mogen lezen,
is dit verlangen volledig verdwenen en blijft slechts – de verloren schoonheid
van een wereld in namen.
4
mei 2022, Le Roma, Cureghem