....

    Ergens waar men de Goden eerst uit de grond moet opgraven. De geloven met hun spades. De straten met hun putten. Overal is er wel eens gegraven. Overal graaft men vroeg of laat wel opnieuw.

    Zij met zand onder hun nagels. De gelovigsten daar als bodybuilders, spieren van hun religieuze zoektocht. Zij die nog nooit gegraven hebben. Het is zoals een kruis om je hals, hen herkent men meteen aan hun mager, teer gestalte.

    Mijnen aan ongeloof. Of beter gezegd: aan onsuccesvol geloof. Als mierengangen heeft men daar wegen in het ondergrondse. Het is een raadsel waarom daar de bodem als geheel nog niet is ingestort.

    Tijdperken wanneer men niet meer gelooft – de Goden die in de grond blijven zitten als ongeoogste groenten.

    Wat men daar met het uitgeschepte zand doet? Bergen aanleggen waarnaar de ongelovigen gedeporteerd worden.

     2 december 2018, Brasserie Verschueren