....
Vielleicht spürt man, daß es die Toten noch gibt, aber in sehr wenigen Worten, und wer diese Worte wüßte, vermöchte die Toten zu hören. – Elias Canetti
Het beeld van de Bibi – de doden die de herinnering bewonen, ze leven zoals Canetti zegt eerder in woorden, waar ze wekenlang verdwenen zijn, om dan naar buiten te treden, uit hun onuitgesproken huizen de wereld in. Soms met vlaggen naar buiten in uitbundige toespraken. Andere keren om slechts fluisterend de rozenstruik te knippen. Zij zijn als tuinen. Omring je met mensen, die wanneer je vertrouwen hebt in hoe de taal verschijnt, even zoals tuinen zijn…
De Bibi die niesde en in kinderlijke indrukken het hele huis deed daveren. De Bibi met pateekes. De Bibi met slagroom of vanillecrème aan haar blouse. De Bibi in een onbegrijpelijke, zwarte lederen handschoen, die mij van de lagere school ophaalt en me “ne pol” geeft. De Bibi in luid lachen en theaterspel. De Bibi die patience speelt. De Bibi in herinneringen aan Tsjechov. De Bibi in het rommelige keukentje in de Jozefhermanslei. De Bibi en de heilige Sint-Antonius. De Bibi in het bejaardenhuis, zwevend boven de grond, zittend vervoerd in een stalen verpleegster, die mij, hoewel halfnaakt, laaiend enthousiast begroet. De Bibi toen ze reeds gestorven was – mijn vader in haar mager gezicht gezien. Maar in mij was haar luid lachen, het hele huis dat daverde, de vanillecrème op haar blouse.