....

    Twee kleine, slaperige knaapjes op de trein naar Marseille. Twee kleine Ivan Pasha’s! Dat zie je meteen in hun naamloos, schijnslaperig staren naar de voorbijgereden wereld, soms glimlachend naar de mama of elkaar, een keer elkaar aanporren en wijzend naar buiten, katachtig geeuwen, dan weer minuten met de ogen gesloten slapend de zetel omhelzen terwijl er in rotvaart doorgereden wordt. Elkaar pronkerig en fier de vormen in hun afgebeten suikerwafels tonen. Synchroon door een rietje hun brikjes drinken, exemplarisch aan het flapje gevouwen. Gekke snoeten opzetten wanneer ze een fles water opendraaien of zich met viltstiften uitleven.

    Twee tweelingachtige jongetjes –de ik-verteller en Ivan Pasha– bijna identiek en toch anders, die uit elkaar en de slaap ontstaan. Ik ga op wandelreis en ik neem mee: mijn verhalen. Ivan Pasha, de hoofdfiguur uit mijn nieuwe boek, komt met me mee.

    Opnieuw op wandelreis met de hangmat. Toch al twee jaar geleden. Slapen aan oude ruïnes op heuvels, verlaten kastelen, volle toenemende maan ’s nachts tijdens deze wandeltocht, en slapen aan gezochte verkoeling bij de kust. Je reis uit slaap laten bestaan. Slaap als ervaring! Ja, slapen, of die ene nacht wakker liggen in een bos vol actieve everzwijnen. Maar ook lange, diepe siësta’s horen erbij, een slaap van zware ledematen, waarin je misschien het diepst slaapt. Door de hitte word je hier namelijk gedwongen alsmaar vroeger op te staan, ’s avonds laat nog wat kilometers af te leggen, kortom je te schikken naar dat loden zilveren zenit. In de bergen en op windstille hoogvlaktes is het om half elf ’s ochtends amper nog te houden. Dus ’s ochtends in de koelte om vijf uur uit bed! De hangmat dus. En dan volgt een gedwongen siësta van vijf uur, waarin de wandelaar slaapt, leest, wat aan zijn nieuw boek schrijft, eet, slank katachtig luiert en al kijkend, net zoals de jongetjes op de trein, dierlijk geeuwend van de adembenemende verte geniet.


IMG-6108jpg

Overnachting aan ruïne in volle maan, Puget-Ville


    Warme tijm en wilde rozemarijn op de hoogvlakte, zoemende bijen, de geur van hars in het zomerse bos, men kan zich iets verder aan de hangende rots daar zo een druipende sliert honing, blinkend in de zon voorstellen, steeneiken, pijnbomen, scheef gegroeide dennen, cicaden de hele dag, stoffige stenen wandelpaadjes, verkoeling onder de cipressen, plotse vijgenboombriesjes, lavendel en citroenen, wind in de zomerse tijm, ja die warme wind voelt zout aan, en vanuit de hangmat zie je dat zelfs de roofvogels op het middaguur niet meer uitvliegen.

    Een blauwe vliegende tor zo groot als een dikke teennagel landt op de plaats waar ik tijdens lange siësta deze aantekeningen schrijf – in mijn hangmat onder enkele olijfbomen. Ik laat hem erbij. Een olijfboom zeeft de zon en strooit schaduwplekken op het papier. Schuin licht over de hoogvlakte. De weinige wind is lauw en zout. De cicaden omzoemen een middagse slaap.

    Ongelofelijk hoe snel je leert te vertrouwen. Al wandelend, al slapend, al reizend herwin je dat zaligmakende gevoel: dat alles juist gebeurt. Je wordt er goedmoedig, inschikkelijk van. Je richt je naar het leven en knikt instemmend bij alles wat gebeurt – zonder ingrijpen of willen toevoegen. Noem het een noodzakelijk te veel aan naïviteit: waar laten we dit achter, waar pikken we het opnieuw op? Wanneer zoekt het ons op?

    ’s Avonds pronkerige bougainvillea’s in de kleine dorpjes, gezochte koelte onder de platanen, de hitte leunt als een dronkene tegen de gele gevels, de cicaden zoemen nog steeds. Goed eten, een paar kilo’s water inhalen en dan terug vertrekken – de heuvels en de bergen in. In een zee aan cicaden en geluid.

    Maar de cicaden, het moet gezegd, stoppen ook soms, plots, voor de wandelaar, wanneer die enkele stappen van hen verwijderd is. Het is zoals de legitimerende stilte voor aantredende koningen, knielende olifanten wanneer de Sjah aantreedt, en zo trekt een magische stilte over het wandelpad en door de heuvels, die als een oase aan stilte de wandelaar omgeeft en waarmee hij koninklijk de natuur in trekt.


IMG-6142jpg

GR51 - van Menton naar Marseille


     ’s Ochtends een verfrissende koelte, de moed en frisse spieren. Het is een douche aan lucht. Ochtenden waarin men niemand ontmoet – als lag iedereen nog te bekomen van de voordaagse hitte. Dan, in het eerste licht, wanneer de zon nog niet is opgekomen en het reizende donker in het westen zich in een afscheidspaars verkleurt als verlaten van de nacht, wordt de hangmat opgevouwen en ben je klaar voor het vertrek. Zoals steeds laat je voor de werkende mieren een paar druiven achter. En oh ja, uit dankbaarheid naar de bomen voor de gegeven nacht, het is hier tenslotte kurkdroog, tegen hun stammen pissen. De goede oude gewoontes van de reiziger zijn er nog!

    Een klein, bijna doorzichtig rood schorpioentje kruipt over het wandelpad. Snelle kleine hagedissen in de voormiddag. Adembenemende waterpauzes. Gebroken tegenlicht achter heuveltoppen. Zweet druipt over het voorhoofd en over je rug. In de middagen opnieuw slapen, en rusten, en schrijven, en lezen – in een heerlijke dankbaarheid mee te maken wat gebeurt. Reizen is alsjeblieft niet ingrijpen, maar meemaken wat gebeurt.

    Ook de cicaden maken mee wat gebeurt en krijsen de hele dag. Ze verstommen in het adagio van de vallende schemer. Plots valt het bos stil. Als sloot zich reusachtig ooglid over bomen, kruinen en heuveltoppen. Tenminste voor even: daar komen in het donker dan de andere geluiden – vooral die ene, moeizame nacht in het bos met woelige everzwijnen rondom je, die met hun snuiten in het zand en onder dikke stenen woelen. Het eerste deel van de nacht is voor hen. Hun activiteit is overal. Maar ook zij moeten slapen – het laatste deel van de nacht rust dan toch even het bos. Gelukkig vermoedde je dit van je vorige reis en koos je een hangmatplaats boven alleen maar gesteente. Of was dit gewoon toeval dat ze je met rust lieten? Soms schoot je uit de slaap, hangend tussen twee steeneiken, omwille van een krijsend zwijn, dat vermoedelijk zelf even verschoot van een ander dier of akelige stekel. En dan, wanneer de zwijnen door het bos gillen, stelt men zich plots als in een droom voor dat er een gloeiende staaf de bil van een big brandmerkt.

    Dan maar de nachten aan het water! Grillige, door de wind misvormde steeneiken, gunnen een lichte slaap. Door de hitte uiteindelijk een light versie je wandeltocht gemaakt, met de nabijheid van de azurenkust en de calanques om in te duiken. Ook nu volle maan, de zee als een spiegel aan horizontaal licht en een paar nachten was het zo licht zo helder ’s nachts als sliep je onder een bureaulamp. In die zoute ochtenden weer verdergaan. Korte verfrissende duikjes waar het kan. Waterschoenen aan en de snorkel op. Siësta’s in kreekjes, snorkelend tussen het azurenblauw. Nachten met de hangmat aan de Middellandse Zee.


IMG-6187jpg

Hangmatnachten aan de azurenkust


    Het azurenblauwe water, het flikkeren van de zee, het groene van de pinien en de dennen, het fuchsia van de bougainvillea’s, het oranje van de huizen in de dorpjes, het geel van de citroenen, het paars van de lavendel, die kleuren van het Zuiden die ons bleke Noorderlingen zo’n hooggestemd gemoed achterlaten. Ach men zou zelfs de groenblinkende vliegen hier omhelzen!

    Kleuren die meteen doen wegdromen. Kleuren die je verplaatsen. Het moet aan het licht hier liggen, waardoor deze kleuren, eens je ze begerig in onze wereld verplaatst, eerder flets en vaal werken. Denk maar aan het meegebrachte linnen stranddoek of de gedroogde lavendel. In onze Noordelijke omgeving stralen zij niet, omdat het licht anders valt. Deze kleuren moet men ontvangen, de verplaatsing ervan ondergaan, onder hun hemel van pastellen licht.

    Naast de aalscholver in een kreekje gezwommen! Deze moedige rakker mogen begeleiden, vlakbij zijn elegante duiken drijven, die slanke nek en hup, daar komt dat natte kopje boven. Heeft die brave watervogel uiteindelijk een sardientje te pakken!

    Met fascinatie snorkel ik verder, kijk naar het deinend fascinerend groene wier, hoe het licht door het heerlijk frisse water valt – stralen in het blauw afstervend tot de bodem. Bewegende slierten en ankers aan licht. Onderwaterlicht. Eigenlijk zwemt men door een fijn linnen, doorzichtig gordijn – een blauwe buiging aan licht.

    Je ziet de gebroken zonnestralen boven je. En de oppervlakte van het water van onderuit terwijl je tussen grote scholen honderden kleine viskes hangt die ademloos mee in de zee drijven. Je ziet hun kijkende ogen –enkelvoud: oog, want je kan zo’n vis telkens maar langs één kant zien–, dan weer grotere exemplaren in groepjes van tien; platte, langwerpige, groene, paarse, gestreepte – de zee heeft duizenden ogen die je aankijken zonder één keer te knipperen.

    Ergens op een strand zag men een vrouw met roodgelakte teennagels en tenen zo lang als vingers. Ook daar kan men gedwongen siësta’s houden. Tot een mannelijke stem door je slaap doordringt en toeroept: cacahuètes. Natuurlijk: Fransen!

    Het heerlijk minimalisme van de rugzak. Twee t-shirts en twee onderbroeken, die je afwisselend draagt en te drogen aan de rugzak hangt. Er is niet veel dat men heeft, nodig heeft, en zo hoeft men zich ook weinig zorgen maken. Alle tijd om de dingen af te leggen. Want is iedere wandelreis ook niet een beetje: iemand achterlaten? Het zegt genoeg dat mijn vorige reis vier maanden heeft geduurd.

    ’s Nachts in de hangmat, aan de calanques, zeg gerust mediterrane fjorden, de diepe bassen van de branding tegen de rotsen horen. Hun geluid haast onder de gehoorgrens. Het lijkt wel of in de verte een helikopter nadert. Heerlijke koele nachten aan zee. Inslapen met het geluid van het water. Ongeveer gelijktijdig met wanneer de cicaden gaan slapen. En dan sluit ook hier als een ooglid zich het bos, de bomen – als een vlies aan stilte ontvangen de cicaden deze keer niet de koning, maar de nachtelijke hemel. De olifanten gaan liggen. De reiziger maakt een buiging in zijn hangmat.


pigs 1JPG

Nachtelijk gedroomde impressie van gebrandmerkte biggen 


    Die nacht je op een rots aan de zee gelegd, de slaapzak als een matras uitgerold en uren naar de sterren gekeken. Sterren boven de Middellandse Zee. Van je ogen lantaarns maken. Een vleermuis vliegt tussen mijzelf en de sterren. Enkel de stilte en het voortdurende geluid van de zee. Hoe lang lig je daar te kijken? Wakker worden met kometen –kometen in je ogen dus, want spiegelt zich niet alles eerst in ons?– en dan opnieuw de hangmat in, beschut door een enkele den en een steeneik. Zoals de slapende jongetjes op de trein hun zetel omarmden – ik mijn hangmat en deze hele nacht.

    Die nacht, zoals na iedere reis die ene imperatief ervaren: als je er zo gelukkig en rustig van wordt, moet je dan niet dringend in de natuur gaan wonen? Ach, net omdat ik in de stad woon kan ik zo van deze reizen genieten.

 

                                Juli 2021, Provence-Alpes-Côte d'Azur