....

    Ergens waar de mensen niet gaan. Ze klimmen, zwemmen of hangen. Drijven of zitten. Misschien dat ze roeien of continu ergens afglijden. Het is afhankelijk van plaats – zoiets als een talig dialect, daar in de grammatica van het verplaatsen. Vast staat dat zij »de bodem« niet kennen. Dit gevoel is hen ongekend.