....

    Wie in contact staat met zijn gevoel spreekt onbegrijpelijk. Die zegt: ‘de dingen zijn zo dun’, ‘ik denk je als een absolute roos’, en niet: ‘ik mis je’ maar ‘jij ontbreekt mij’. De taal is een keurslijf en wat in en door jou verschijnt moet eerst aangekleed worden in een spel aan punten en codes.

    Gedwongen worden fouten te maken, ofwel door anderen, hoe het leven aanvoelt of je gevoelens verschijnen is een karakteristiek aan gevoeligheid. Hoe vaak echter spreken wij de gewoonte uit, een gemeenplaats, waar niets gebeurt en ons houvast geeft, de leegte die anderen begrijpen door ze te beamen met de volgende gemeenplaats.

    ‘Oe ist?
    Alles goe. Me u?
    Cava. Alles cava…

    Zeg aan een mens maar eens hoe het met je gaat. Het is het moeilijkste wat er is. Onze vragen, dito woorden, betekenen niet wat ze vragen, dito bewoorden. Zij bekleden en verhullen. Zulke gemeenplaatsen zijn niet slecht. Zij stichten. Maar als je je afvraagt hoe de taal door je beweegt en je gevoelens uitzeeft, kan je nog lang naar edelmetaal zoeken – alles gaat door je.

    Wij weten niet hoe we ons voelen - net omdat we in zulke gemeenplaatsen spreken. Een taal is een vangnet en wat we uitziften ligt maar zelden aan onze techniek. Je wordt uitgezift in een eigen verlangen naar goudkoorts, te zeggen wat er is, terwijl de woorden en codes die je daarvoor gebruikt dat niet mogelijk maken. En zo stapelen we op elkaar, tot het instort en verbaast – in de heilige fout.