....

    Ergens waar de gevoelens in de grond steken. De mensen moeten ze daar opgraven, opspitten en ze eruit trekken om ze te kunnen beleven.

     Grotten aan verlangens, vulkanische liefde, mineralische woede, stalagmietische droefheid. Nu is het allerminst zo dat ieder gevoel met één vaste grondstof overeenkomt. Neen, uit het voorkomen en opspitten van iets vinden deze mensen bij zichzelf plots een gevoel aan. Een verloren sleutel, een paar stenen, een verrotte plank, een oude dinosaurustand of misschien een Romeinse munt geven deze mensen de meest uiteenlopende gevoelens.

    Het mag op het eerste gezicht vreemd lijken dat aan zulke objecten geen vaste, uniforme betekenis toekomt zoals wij die kennen, maar laten we niet vergeten dat ‘archeologie’ of ruimer ‘geschiedenis’ zich daar nooit tot wetenschap heeft kunnen ontwikkelen, simpelweg omdat deze mensen met de archeologen hun voorwerpen gaan lopen alvorens zij ze zouden kunnen analyseren. Dat maakt dat de bodem, dito hun gevoelsleven, voor hen één groot vraagteken is. En wat aan ons misschien als een afgebrokkelde steen of verroeste nagel verschijnt is voor hen misschien wel het begin van een magische liefde of net het treurige eindspel van een vriendschap.

    De mens heeft daar steeds een mini-schupje op zak. Men richt daar mijnen aan ontginning in. Deze mensen verzamelen en verbruiken. Zij graven en verslijten. Het verlangen naar gevoelens is torenhoog.

    Soms moet je zo diep graven tot je iets vindt. Andere keren ligt het zo onder het aardoppervlak. Maar wat weet je nooit op voorhand. Het is zoals de gevoelens in hun amorfe raadselachtigheid. Of nu manisch of depressief, ieder oprakelen der gevoelsmatige werkelijkheid houdt een risico in. Het risico iets te vinden en er iets bij te verzinnen, een wereld te creëren die enkel voor jou bestaat. Toch deze mensen geloven oprecht dat het object hen dit schenkt.

    Want dan, het gevoel van het opgraven! Hemel het is alsof je even Venus haar gouden haren kamt. Zelfs de eksters zijn er, tot nijd van de mensen daar, mee begonnen.

    Zij die in hun eigen achtertuin de schop in de grond steken. Zij die uit goudkoorts verhuizen, in de hoop dat het gefluister waar is. Niet het gefluister uit de grond, voor alle duidelijkheid, maar dat achter de getrokken hand van de mensen: “daar moeten magische gevoelens aan te treffen zijn.”

    Bergen aan verlangen – ergens moet het uitgespitte zand verdwijnen. Putten aan hoop. Mijnen aan liefde. Grachten aan teleurstelling.

    Industrialisering bracht daar een golf aan emoties te weeg. Tot ieder gevoel zichzelf in haar verbruik verloor; haar kracht, haar vuur, haar essentie uitgeput zag.

    Psychiatrieën waar men opnieuw leert schuppen, voor zij die anders graven.

    Het mooie eraan: de mens moet werk verrichten om zijn gevoelens te bereiken. Want het is een misvatting te denken dat men zonder meer wel voelt. Voelen leert men. Gevoelens moet je cultiveren. Zij zijn omgang. Zij vragen om een cultuur waarin ze kunnen verschijnen. Daar de cultuur van de harken, de houwelen en de schoppen.

    Ja, de boeren met hun werktuigen en ploegen. Zij spreken van een teelt. De mijnwerkers en hun emotionele intelligentie? Hm, bekend zijn daar vooral die gevallen die gek worden van hun lange tunnels en dagenlange arbeid onder de grond. Wie weet wat ze er allemaal aantreffen en wat voor borende betekenis het heeft.

    Enkele mensen graven daar tunnels, de grootste bouwwerken in het ondergrondse, net in het geloof dat gevoelens de leegte omcirkelen, ze daaruit verschijnen, terwijl anderen, het grote merendeel, net uit het opgraven van een object –een verdwenen schoen, een paar stenen, een stukje nikkel– een emotionele betekenis stichten. Vraag hen niet wat ze juist zoeken, laat staan wat ze gevonden hebben. Maar dat ze iets aangetroffen hebben volstaat om even de bewuste genoegdoening van een gevoel te schenken.

    Bejaarden die per dag één keer naar hun tuintje gaan en dan een prei ofzo uit de grond trekken – de waardigheid van de herinnering. Sommigen schuppen en worden dan plots koppig, haast driftig tot zij een fascinerende steen aantreffen, schop en spade achterlaten en eigenwijs naar huis gaan. Een brave getrouwde man harkt nietsvermoedend zijn achtertuin, vindt misschien een ring tussen het gras, valt op zijn knieën en beseft dat hij verliefd is op de bakkersdochter.

    Huwelijksaanzoeken met zand achter je nagels. Kinderen die niet weten wat ze voelen, tot ze ergens in de achtertuin verdwijnen, misschien even met de steentjes gaan spelen, daar een putje graven en tussen duim en wijsvinger met een pier terugkomen – zou iemand weten wat zij voelen?

    Soms die gevoelens die je niet aanvaardt en je terug onder het zand steekt. Toch geen mens geraakt ervan af.

    Jezelf als onontgonnen beschouwen – daar hebben ze er het bewijs voor.

    Zij met gespierde ruggen zijn ervaren gravers van het gevoel. Maar je vindt er ook die nog nooit een spade vasthadden. Waarom zou je ook? Graven? Die lastige, in hun verschijnen onbegrijpelijke gevoelens hebben? En daardoor moeten blijven graven? Eens je ermee begint is het eindeloos…

    Gevoelens maken verslaafd. Eens men dat borende voelen heeft ervaren gaat men meer ervan willen, de herhaling verlangen. Het is als een sporter en zijn endorfine. Een verslaafde en zijn heroïne. Als een mens en zijn gevoelens. Graafmachines der genotzucht – op zoek naar een voorwerp, maakt niet uit het welke, als het maar even iets tot voelen geeft.

    Jonge peuters die hun eerste zandkastelen bouwen – de vreugde van de grote ontdekking! Hemel, de blijdschap dat zij schelpen kunnen verzamelen, niet zoals die volwassenen verbeten in alle materie te graven – maar dankbaar te zijn voor wat aanspoelt. Het is een raadsel waar het vandaan komt. Touwtjes en schelpen, zeewier of blubberige kwallen, een walvistand of een klein stukje wrakhout, uit het vloeibare verschijnen gewoon in wat daar ligt zonder toevoegen of ingrijpen ontdekt ieder kind zijn eerste ontluikende gevoelens.

    Hoe het komt dat de bodem daar niet uitgeput geraakt? Of deze mensen niet een moment bereiken dat hun zo noodzakelijke grondstof der gevoel eens op is? Of de emoties langzaam verbruikt zijn? Generaties zijn deze mensen tenslotte voorgegaan, dus is de bodem daar toch eens uitgezeefd?

    In de putten die deze mensen achterlaten begraaft men daar de doden met hun heiligste bezittingen, tot zij uiteindelijk vergeten zijn en een nieuwe generatie met gedreven spades en schoppen op het verdwenen continent in de bodem losgaat.

        31 oktober 2021, Brasserie Verschueren