....

    We lopen weg van het belangrijkste. Zo beheersen we het, indien we het verliezen – keer op keer daardoor verliezen.

    Onze enig overgebleven macht waarin we onze vrijheid manifesteren is de Verneinung – de negatie, het afstand nemen van anderen.

    Willen we ons niet laten beheersen door het belangrijkste? Tenslotte, simpel bekeken, wat zou er belangrijker dan het belangrijkste kunnen zijn? Antwoord: wij leven in een zelfgekozen censuur. Het gevoel aan zelfbeschikking, namelijk zelf over iets te beslissen in plaats van dat het over ons beslist, is ons zodanig belangrijk geworden dat het iedere inhoud van onze beslissingen uitveegt. Het gevoel aan vrijheid is kostbaarder geworden dan haar invulling en realisaties. Het heeft alles gesatureerd. Vrijheid is een kracht geworden, te fijn om nog te gebruiken indien we willen beheersen wat ons beheerst, indien we verliezen wat geen verlies meer kent. En zo winnen we aan leegte, sterken we onszelf met onzekerheid, verrijken we ons met verdriet, blij –of dat fluisteren we onszelf toe– zelf keuzes te kunnen maken. Zo hebben we tenminste onszelf gewonnen.

    Maar is dat zo? Door in te zetten op de schijnbaar persoonlijkste bevrijding van onszelf –de keuze waar je de volgende citytrip maakt, de honderden verschillende kleuren van auto’s, alle soorten sneakers om je uniek te doen vullen– hebben we een belangrijke nuance verloren die zo constitutief is in ons verschijnen in de wereld.

    Slavoj Žižek gebruikt ergens in zijn werk volgende anekdote. Een man die in een Siberisch kamp wordt opgesloten sluit vlak voor zijn deportatie met zijn vrienden een afspraak om de censuur te omzeilen: alles wat hij met blauwe inkt schrijft is waar, alles met rode inkt is een leugen. Zijn eerste brief komt aan, blauwe inkt: ‘Hemel wat is het fantastisch hier! Lekker eten, gezonde lucht, goede wijn, knappe vrouwen… Het enige dat hier ontbreekt is rode inkt.’

    Het ontbreekt ons aan een taal te zeggen wat we voelen, te weten wat we denken, te realiseren wat in ons handelen is. We kunnen de dingen alleen nog maar geweldig vinden. We voelen ons vrij. We doen wat we willen en zijn volledig gesatureerd in wat we willen. Houden, hoeven geen rekening met elkaar te houden. Het enige wat, niet in een totalitarisme maatschappij, maar net in een neoliberale samenleving, er ontbreekt is de taal waarin wij onze onvrijheid kunnen uitdrukken.

    En dus maken we beslissingen. Keer op keer dezelfde beslissingen waarin we weglopen van het belangrijkste wat zich telkens opnieuw toch weer zal aandringen, en we zo voor even beheersen wat ons beheerst – door het af te schuiven.

    We willen het leven zonder de afval van het leven. We zijn zo doordrongen van het geloof dat dit ook werkelijk kan, dat we in relaties en onszelf snijden; nooit voor het leven beslissen maar steeds ertegen – niet meer capabel om oprecht te kiezen, net omdat we een volgehouden keuze als verarming en hinderlijk ondervinden: het verzaken en de vertraging van zoveel andere keuzes! Dat dit geen abstracte gedachten of moeilijk geconstrueerde metafysica is toont waaruit ons hele leven thans is opgebouwd: wij kopen koffie zonder cafeïne, slagroom zonder vet, bier zonder alcohol, druiven zonder pitten, garnalen zonder pel, drop zonder suiker en ga zo maar door, dat we ons emotionele leven op dezelfde manier vormgeven en verwachten.

    Wij weten niet meer wat we kiezen. Hauptsache: dat we kiezen.

    Wij weten niet meer wat verlangen. Hauptsache: dat we even verlangen.

    ‘Maar gevoelens zijn steeds juist!’ herhalen we in een gepodcaste quality-me-time-zen-headspace mantra. Gevoelens zoals de slagroom zonder vet. Wij zijn aapjes achter de knoppen. Het is Homer Simpson in de emotionele kerncentrale. Mens, leef naar de paradoxen en geef het ambigue een plaats: weet wat je wil alvorens je het wil. En wij willen maar, en kiezen, en verlangen, terwijl wij slechts het complement (voor wie zich nog aan de verzamelingenleer kan herinneren) uiten: wij willen, kiezen en verlangen ex-negativo. Wij kiezen, willen, verlangen ambiguloos. En daar gaat het schiften. De alcohol uit de druiven, de pitten uit de garnalen, de room uit de boter, het suiker uit het bier. Wij willen één ding niet, kiezen voor één ding niet, verlangen één ding niet – maar het toont zich in alles. En daarvoor kloppen we onszelf op de borst, keer op keer, opgelucht een echt vrij mens te zijn, wanneer het belangrijkste weer even opnieuw verdwenen is.