....

    Er zijn mensen die gemaakt zijn om te geven, te schikken, te accommoderen, tot bij hen het Zijn zich in aangename, onafgrondelijke plooien vouwt. Zij schenken, zij geven.

    Maar zo tonen zij zich niet aan iedereen. Hun privilege verdien je. Vaak heeft hij of zij jou uitgekozen, en vraag verder niet waarom of hoezo. Het is nu eenmaal zo. De roos is zonder waarom – zij bloeit omdat zij bloeit.

    Het is aangenaam bij hen te vertoeven, als je hen kan uithouden tenminste. Want niet iedereen verdraagt oprechte liefde. Wie zichzelf niet graag heeft of met iets zit houdt het geen seconde uit hij hen. Men ondervindt hen dan als verstikkend, iets dringt zich aan, en men maakt zich tenslotte uit de voeten – zoekt luidruchtigheden of extraverte avondjes op als antidotum voor hun intieme liefde, maar vooral als euthanasie van een aantal eigen onaangenaamheden.  

    Zij zijn minnaars, nooit de beminde. Zij zijn het heilige verspillen. Het leven wanneer het overstroomt, en leg je jezelf als een stethoscoop aan hen voel je het leven bonzen. Zij grijpen met gemak in werelden, schenken verbeelding en hoop, bevleugelen en verbazen, verstrooien en verspillen.

    Dat zij zelden bemind worden om hun beminnende kwaliteiten lijkt verwonderlijk maar het is hoe de realiteit telkens is – eb en vloed, ying en yang, zo van die dingen. Het is wie zij zijn – vraag er verder niet naar, want dan heb je hun liefde niet begrepen.

    Ben je eenmaal een beminde geweest, eens gevlucht van die minnaars verstikkende overvloed maar jezelf intussen uiteindelijk aanvaard, word je zelf tot minnaar en probeer je vergeefs andere beminden schenkend iets te laten zien.