....

    Daar zijn de mensen hun naam vergeten. Doordat ze er niet meer naar vragen –uit schaamte omdat ze hun eigen naam niet meer weten, zo hoeft tenminste de vraag niet worden teruggekaatst– vergeten eens ook de jongeren hun eigennaam. Simpel, het is er geen gewoonte. Vraagt men er toch hoe iemand noemt haalt die daar zijn of haar schouders op.

    Daarom vraagt men daar, wanneer men elkaar leert kennen, naar elkaars lievelingseten, -kleur of -snack bijvoorbeeld: ‘Sinaasappel’ stelt iemand zich voor. ‘Gepofte kastanje’ schudt de andere de hand, en zo blijft iemand levenslang in enkele oprechte associaties bij je wanneer je deze persoon in gedachten roept. Kleverig, oranje, bitterzoetblinkende schillen, hout, herfstachtige geur, karamel, pikkige bolster, enzovoort. Ja, in zulke associaties herinnert men daar elkaar, maar ontmoet men elkaar ook opnieuw – wanneer je door een herfstbos wandelt en plots aan die ene mens denkt. Of een fruitschaal ziet en vreemd genoeg aan een oude ontmoeting in het leven roept.

    Afhankelijk van locatie en gelegenheid vraagt men uiteraard andere dingen die zo de totaliteit van iemands persoonlijkheid oproepen. Het fantastische: dat het nooit een leugen is! Dat het toch steeds anders is. Het doet recht aan deze mensen hun ervaring van ware persoonlijkheid.

    Antwoord je die ene melancholische dag ‘regenboogachtige zeepbellen door de woonkamer’ als in een plotse herinnering aan je kindheid, dan weet dat je zo verder leeft. Deze mensen voelen zich steeds anders, veranderen steeds en blijven toch steeds zichzelf. Antwoord je die ene lenteavond, slechts voor één dag op het jaar ‘frambozenwater’, wel – zo ben je het, en in dit bijzonder singuliere van de persoonlijke gewaarwording leef je daar verder, blijf je niet enkel tot in de anders zo gesloten sfeer van jezelf besloten maar word je gedeeld, gevierd, aanvaard, toegestaan.

    Kinderen rammelen zoals een versje hun eigen naam af, herhalen deze als een mantra, denken koppig dat het drama van hun eigen ouders hen nooit overkomt, tot ze op een ochtend wakker worden en zich oprecht afvragen – of ze nu die ene naam gedroomd hebben of werkelijk zo noemen. En met zulk een lichte twijfel begint het.

    Het kan ons vreemd verschijnen hoe deze mensen het volbrengen, te leven zonder naam. Maar zonder naam voelen de mensen zich nu eenmaal vrijer. Een naamloos iets lijkt er van hun schouders te zijn gevallen, terwijl zij scheppend volbrengen – het leven zonder eigennaam.

    Soms, in een dagdroom of plotse gedachtedwaling, daagt deze mensen een naam op. Of het die van een buurmeisje was? Je moeder? Die van een broer of zusje? Je eigen naam misschien? Wat een naam betekent?

    Exacter: wie het betekent? Zij weten het niet. De namen van het verleden. Het is als een knoop in een gevonden zakdoek. Je weet dat het iets moet betekenen, een oude herinnering of verwijzing bevat, maar het is onmogelijk te achterhalen dewelke.

    Is men daar verliefd of in prille bewondering voor iemand, herhaalt men in zichzelf niet zoals bij ons deze persoon zijn naam, maar hoe deze persoon zich de eerste keer voorstelde: een glas melk, saliehoning, zeewater. 

      Brasserie Rubens, 9 november 2021