....

    De uitrit uit de verbeelding. Langzaam terug opklimmen aan die slappe touwladder aan moeizame woorden, verloren gedachten, afgedwaalde observaties en zwierende, doortrapte gevoelens. Hoe het worden bewaren? Hoe de dingen dan zijn? Of je in de breuk tussen taal en ervaring kan blijven, daarin die ladder kan wegwerpen nadat je die bent opgeklommen? Of je niet wil ‘zeggen’ maar wil toestaan, de taal wil toestaan – datzelfde ‘iets’ dat tussen de reiziger en zijn reis is, tussen de bakker en zijn brood, tussen de taal en ervaring en de handeling en de verwerkelijking?

    Of tussen de drugverslaafde en zijn spuit. Het moeizame gesprek aan verbeelding dat je nodigt hebt, je pupillen vergroot en de aders opent, het in je kop doet suizen, de slapende honden hun oren spitst, grote bloemen naar je doet glimlachen, knipogende appelsienenschillen, Inzaë dansende kippen, ja dat alles wat in de verbeelding kan en mag en moet, maar je verslaaft maakt aan een verterende toestand van niet-bestaan die je onmogelijk met iemand kan delen, veegt alle werkelijke connecties uit. De naald zit in de gebruiker zijn ader, in een flits verschijnt een komeet aan de hemel, kosmische injecties, de geur van een zomers drogende badpakken onder de berken, het ruis van de schuivende staart van de draak over het gedroogde gebladerte, een nieuwe vulling in mijn pen, tot het begint te suizen, in je kop of over drakenbladeren, op het papier of in de letters waartussen de drankenstaart schuift.

    De trapezes zwieren, de ladder heft zichzelf op, nooit wordt die wegworpen, en vallende kunstenaars klimmen in de hoogte en zweven op de bodem.

                                04 februari 2022, Brasserie Verschueren