....

    Een astrologie vanuit de taal. Schorpioenen zijn fijngevoelige wezens. Wees gerust, hun tot de verbeelding sprekende, akelige stekel gebruiken zij eerder zelden. Meestal slechts tegen zichzelf wanneer ze in het nauw worden gedreven. Ze steken nog liever zichzelf dan zich door anderen te laten ombrengen. Maar wanneer ze toch hun nauwkeurige steek aan een slachtoffer toebrengen treffen ze zelden mis. Al moet gezegd worden dat in één zomer een nietsvermoedende koe meer kevers onder haar poten vertrappelt dan een schorpioen in zijn leven kan doden. Alleen de daad van assassinatie is doordachter, architectonischer, passioneler en prozaïscher – meer op romanniveau. Zulke daden blijven hangen in het bewustzijn van de omstaanders. De bange schorpioen is echter geen jager. Hij is slechts uitgerust met de zegen der rechtvaardige verdediging. Het zijn denkbeeldige ridders van de natuur.

    Schorpioenen zijn de mysterieuze bewakers van de Grote Poorten. Wachters der geheimen. “Wat daarachter zich schuilhoudt?” vragen de hazen, kikkers of andere geïnteresseerde passanten. Schorpioenen verzegelen hun lippen. Zij zetten hun kraag recht en dragen het geheim met zich mee, dat ze geenszins zomaar aan iedere passant zouden toevertrouwen. Geniet je echter hun vertrouwen gaan de deuren wagenwijd open, nooit op een kiertje, maar helemaal. Dan wordt zichtbaar wat zich achter de Grote Poorten schuilhoudt: bronzen schuin licht, zachte tapijten, knielende olifanten, geurende abrikozen, verkwikkend water of slapende godinnen, misschien echter ook een vuil toiletje of gewoon – niets.

    Het zijn ware wezens der transformatie. Niet alleen naar de alchemie achter de Grote Poort. Overigens doen over hun stekel ook zulke verhalen de ronde, dat zij er dood gewaande wezens weer tot leven mee kunnen steken. Schorpioenen zijn wezens der vervoeging. De conjugatie der elementen. Het gaat hen nooit over de staat van Zijn maar die van het worden. Warm water en kruiden – thee. Rood en wit – de maan. Mannen en vrouwen – liefde.

    Omdat zij transformatoren zijn, zijn ze, hoewel hun koudbloedige pantsers, snel enthousiast over ieder werkelijk gebeuren. Ze zien er het worden in; een oneindige keten der realiteit, een onzichtbare schakel over mensen en dingen, vingerafdrukken van het goddelijke moment – alles kan gebeuren.

    Wat nauwelijks geweten is: schorpioenen ervaren geen fysieke honger. Schorpioenen hebben geen maag of vertering. Zij voeden zich met sferen en energieën. Kleuren en geuren. Het verschijnen van Mercurius. Het kraaien van een haan. De slaap van de sluitende bloemen. De tocht van ganzen in V-formatie naar het magnetische Zuiden. Daarom ziet men hun stekel ook nauwelijks op prooien gebruiken. Het is een sieraad. Zoiets als een robijn. De kroon aan hun staart.

    De schorpioen bij de Tovenaar. De schorpioen achter de David Lynch gordijnen. De schorpioen en de komeet. De schorpioen op de rotsen. De schorpioen een middag lang aan de poel vol met kikkerdril.

    Schorpioenen leven aan vulkanen. Niemand stak ze ooit in een ruimtepak, maar schorpioenen overleven op een andere planeet. Middagslaapjes tussen wilde tijm en rozemarijn struiken. Schorpioenen en hun instinctieve angst voor het vertrappelen van de hoefdieren.

    Plaatsen aan transformatie bewonderen zij enorm. Daar voelen ze zich het beste. Het is waar het leven overstroomt, in alle richtingen uitgaat, het amorf is en blijft – plaatsen die de ultieme betekenis van zich afschudden. Schorpioenen – en hun telescoop. Schorpioenen en de nabijheid van water hoewel zij zelf niet kunnen zwemmen. Zij weten namelijk –en is dit waarheid achter de Grote Poort?– dat iedere realiteit haar paradoxen kent. De schorpioen is het gelukkig wanneer hij deze, de paradoxen dus, vrijuit kan toelaten en zich er niet tegen moet verzetten. Zij spreken zichzelf tegen slechts om oprecht te blijven. De kikkers, hazen of runderen fronzen hun wenkbrauwen – geen één ander levend wezen begrijpt hen.

    Omdat geen van deze wezens erin slaagt de schorpioen te ontraadselen blijft hij een soort zwerver in het land van de liefde. Hij schrijft brieven aan zijn geliefde, probeert de aarde te transformeren in zijn begrip en solitair verstaan van de dingen, is zo zuiver en eerlijk in zijn verlangen dat hij in de blikken van hen die hem niet begrijpen zowaar een verdachte figuur wordt, terwijl de wereld de harige bruten en klootzakken toelacht. Gekwetst door zulke onrechtvaardigheden trekt de schorpioen zich terug – zich warmend aan zijn enig ware liefde, het mysterie achter de grote deuren.

    De methodologie van de transformatie? Intuïtie. Dit laat zich namelijk niet op flessen steken. Het is de drift van de slaapwandelaar. Daarom zijn dit de uitgelezen bewakers. Zij kunnen het geheim of toverwoord niet verklappen – zij zijn het.

    Ze zijn de belichaamde transformatie. De slapende godinnen vertrouwen hen. De knielende olifanten vereren hen. Het grote Niets verwerkelijkte hen. De tovenaar heeft hen nodig – zonder hen werken zijn spreuken niet.

    Schorpioenen haten wind. Zij hebben geen extern element nodig om los te laten of weg te doen waaien. Zij transformeren het zelf wel. Ze zijn hun eigen katalysator.

                                                18 februari 2022, Brasserie Verschueren