....

    Ergens waar men de doden onder de bomen begraaft. Beter gezegd, een boom op een overledene plant.

    De bomma onder een notenboom. De buurman en de hazelaar. Je vader en de roodbruine kleur van dat ene hout. De kinderen en hun onrechtvaardige bloesem.

    Men heeft daar nooit een begrip van het hiernamaals ontwikkeld: je moet er slechts een boswandeling maken en eens goed inademen.

    De doden die levend worden – iedere keer uniek, iedere lente opnieuw, in knoppen en zaden, in vruchten en bloesems, in appels en noten. Via de vogeltjes, die met hun kwieke wezen op de doden voor een korte pauze aanmeren, diens zaden eten of stuifmeel langs hun donzen poepje over het hele land verspreiden, treden de doden uit zichzelf en beslaan de hele wereld. De doden hun vingerafdrukken over heel het landschap. Hun onzichtbare hand is overal.

    En zo leeft iedere generatie verder, slaan de gestorvenen hun ogen open in de jeugd, in een verfrissend appeltje, leggen ze hun onzichtbare hand op onze schouder, garanderen ze ons – ons bestaan.

    Die vreemde doden uit Zuid-America, waarvan men smakkend een beeld van hun heel ander, speciaal karakter tracht te ontwikkelen: passievruchten, mango’s en papaja’s.

    Grafzerken bestaan daar niet. Niet nodig. Men kent enkel de aanblik van majestatische bomen, of het nog dunne abrikozenstammetje van je pas overleden partner.

    De bomen hun verhaal verzinnen, hun schoonheid bezingen, hun bestaan bezinnen.

    De bomen omver hakken: altijd twee keer nadenken. En op een eiken bank zitten doet je daar steeds afvragen: op welke Merovinger of mens uit de middeleeuwen heeft men zonet plaatsgenomen?

    Of men daar de doden uit de stad naar het platteland exporteert en zo de bossen te verklaren zijn? Of omgekeerd de bossen misschien eerder een soort laatste restanten van de oudste steden zijn, vegetatieve ruïnes, een massagraf?

    Het is omgekeerde nataliteit – daar geen placenta’s of moederkoek maar een levenloos lichaam. Uiteraard – de bomen moeten nog groeien! Zo ook de doden. De doden, hoe meer de herinnering eraan misschien afneemt, hoe groter ze worden. Tot ze helemaal vergeten zijn en de mooiste vruchten dragen.