....

    Een pelikaan die alles uit zijn bek tovert waarover zijn gesprekspartners spreken. Het is fascinerend. Spreekt iemand met hem over gedroogde paarse bloemen, ja, daar komen ze tevoorschijn. Heeft iemand het alsmaar over mieren, komt algauw een processie mieren zijn bek uit gekropen.

    Gesprekken met hongerigen: een plots brood. Iemand die de weg vraagt: een welgekomen wegenkaart. Iemand die alles heeft en bij hem zijn rijkdom verdubbelt.

    Vrouwen met kinderwens die een baby krijgen – iedereen weet dat zuigelingen niet van ooievaars komen. Of zij die niet weten wat ze willen, ontvangen –in vorm van een vreemd, voor hen onbekend object– een raadsel en kijken de pelikaan vragend achterna terwijl die alweer is weggevlogen.

    Wanneer het gesprek te veel wordt, mensen hebzuchtig worden of het gesprek op behalen uit is, dan vliegt hij weg, andere oorden, mensen of ontmoetingen tegemoet. Beslist, pelikanen zijn hooggevoelige wezens. Niets schuwen zij meer dan onoprechtheid. Voorts is het geenszins zo dat men hem kan chanteren. Op bevel brengt hij niets naar voren. Het is een gebeuren. Hij verschijnt en verdwijnt opnieuw .

    Zij die het koud hebben en een sjaal uit zijn bek trekken. Kinderen die een schommel krijgen. Of de meest oprechtste onder hen: een nieuw vriendje.

    Hij is onuitputbaar en het is een raadsel waar hij het allemaal haalt. Wiskundigen die de gulden snede er uit halen. Bouwvakkers een nieuw schietlood. Kappers nieuwe scharen. Of zij die gulzig zijn en te veel verlangen – hun teleurstelling, want gulzigheid komt niet in voorwerpen.

    Zelfs verloren gelopen eekhoorntjes die hem aanspreken krijgen een paar beukennootjes. Minnaars en boeketten. Astronomen en telescopen. Ongelukkigen en – neen. Hij heeft enkel dingen, geen ideeën of waarden, laat staan een gevoel dat hij kan geven. Ja hij vervult wel, maar schenkt geen vervulling. Het is wat men er zelf mee doet. Wat niet bestaat moet men zelf in het leven leggen en kan hij niet uit-spreken.

    Uit-spreken. Daarmee is het gezegd. Vermoedelijk was deze pelikaanfamilie dan ook eerst en zijn pas nadien zoiets als de taal, het spreken en de woorden gekomen. Omdat hij zo zeldzaam is, probeert iedereen hem te ontmoeten. Clandestiene fluisterpraktijken achter getrokken had – mensen die hem hebben gezien en zijn coördinaten doorvertellen. Migraties en mensenstromen brengt hij op gang. De machtigen der wereld zetten alles aan het werk hem te vangen. Wetenschappers om hem te ringen. Vroeger waren er velen van zijn soort, en misschien is hij nog slechts de enige overlevende. Toch anderzijds, hoe zou men het weten? Het enige wat hij niet uitspreekt – is zijn naam.  

    Het is magie, dat moment wanneer hij zijn bek opent. Iedereen moet het een keer hebben meegemaakt. Heeft men het niet éénmaal zien gebeuren in zijn leven, voelt men zich geen compleet mens.

    Over hoe hij zich voortplant doen de meest wonderlijke verhalen de ronde. Men kan zich voorstellen wat twee opgevrijde pelikanen allemaal uit elkaars bek wensen. Toch het meest logische, doch slechts de weinige onbaatzuchtigen onder ons die er in slagen, wensen zich bij hem een nieuw hem, dat betekent een nieuw exemplaar, die magisch uit zijn bek geboren wordt –een soort omgekeerde feniks– en dan als een klein pelikaantje de wereld uit vliegt.

    Toch wie gebruikt zijn of haar moment, dan wanneer »hij« daar is, voor zoiets? Aldus wenst men niemand wat men zelf nodig heeft, slechts uit egoïsme. Aldus is dit magische dier een tragisch uitsterven voorbestemt.

    God die bij hem langsging en om de schepping vroeg. Of iets bescheidenere verzoeken: gevangenen om een grote sleutel. Of zij misschien die momenteel in verduisterde kamers schrijven: een kaars.

    Ach, het leven soms – een passant heeft niet veel nodig! Het verrast je dan ook, plots, wanneer er ’s ochtends opeens een pelikaan naast je bed staat of die ‘s middags in de keuken uit het niets mee koffie slurpt. Vaak is men zo opgewonden dat men hem ziet, dat men buiten zichzelf vaak de vreemdste dingen zegt, suikerblinkende éclairs, die glimlachen, of een rood autootje uit zijn jeugd – ach, het leven volstaat. En zij, die waarachtig leven, weten dan ook – het gaat niet om wat hij je schenkt maar om het eenmaal ervaren te hebben.

    Zij die in hem teleurgesteld zijn: doden of geliefden kan hij namelijk niet terughalen. En tijd? Vroeger, of toekomst? Daar kan hij niets mee aanvangen en staart je dan met raadselachtige pelikanenblik aan.

    Zelfs de nacht wendde zich tot hem en verkreeg de maan. De maan – de sterren (om toch niet de enige te zijn wanneer de mensen verdwaald naar boven keken). Een hele kosmologie ontstond uit zijn bek. Alles vervolledigde zich. Boven kreeg beneden. Benen kregen voeten. De zee een strand. De voet een schoen. Zeemannen de juiste wind. De schoen een veter. Kunstenaars een muze. Gelovigen een gebed. Het oog een glimlachen. Een fiere kip een regenworm. De dorstige een glas wijn. De reiziger een gesprek. De verteller een verhaal en trok deze opsomming uit haar bek.

    En wat de slaperige bij hem haalt? Zijn dromen, die hij later pas krijgt.

                                Graz, 17 december 2018