....

    Een prachtige, late, afgeronde droom over mijn grootvader, den bompa, als marktkramer van een collectie die niemand begreep. Met een soort kermiskraam aan prullen verzamelde hij omstaanders, nodigde hij geïnteresseerden, magnetiseerde hij, archivaris met wetenschappelijke diepte, familie.

    Mijn grootvader die glazen bokalen boven haalt. Niemand begreep ze. Mijn grootvader die gele, in cellofaan ingewikkelde plakjes gestolde melk toont. Zij roepen de essentie en de geur op van de vrouwenhanden die ze ooit bereidden. Namen van vergane huisvrouwen, blauw neergeschreven op het etiket, worden voorgelezen –“Erna”, “Simone”, “Claire– hun wezen opgelicht, ieders bijzondere parfum en geur van een hand die eens met een houten lepel in een kookpot roerde gevat.

    Een vergane generatie vrouwen wordt hier bewaard. De menselijke essentie van het vergeten dagelijkse leven opgeslagen. Mijn bompa weet dat niemand hem begrijpt. Mijn bompa die verder doet, snollend in zijn kar en archieven met hermetisch-wetenschappelijke diepte. Mijn vader kijkt nieuwsgierig, vanuit een interesse, niet om te begrijpen, maar om gefascineerd te zijn zoals door een circus en haalt mensen, waaronder ik via hun arm erbij. Maar ik, als een zwerver in de schaduw van een paleis, kleinzoon naast deze magische collectie, voel me als door de bliksem getroffen, ben allerminst nieuwsgierig, eerder geraakt door een onuitspreekbare echtheid, oog in oog met een existentiële waarheid, dromend-wetende, alwetend-dromend in deze droom een taal gevonden te hebben die ik nooit uitgelegd krijg of in het centrum zal kunnen vasthouden, tijdens deze droom me bewust één van de mooiste ervaringen in jaren te beleven, namelijk zelf even volledig begrepen te worden in het beeld van mijn onbegrijpelijke grootvader…

    Een waarheid dromen. Ik, die in deze droom enkele foto’s neem omdat ik tijdens deze droom besef dat ik het later, zowel in de sequentie van deze droom als de sequentie van het wakkere leven, nooit verder verteld zal krijgen, dat alle omstaanders opnieuw doorgaan, dat iedereen vertrekt, dat zij niet uit deze magische collectie nemen wat ik er uit neem, namelijk dat deze, door hen dra achtergelaten verhuiskar en mijn bompa ikzelf ben. Ik sta erbij, naast hem en zijn magische collectie, als naast mijzelf. Ik lach verlegen zoals kleinkinderen doen. Ik moet wenen, al dromend, door deze schoonheid, deze waarheid, dit schoonwaar.

    Je eigen waarheid dromen. Zonder taal blijven, slechts enkele beelden die verdwijnen, die alle figuren zullen achterlaten, maar in dit verdwijnen verleden en heden ontmoeten, in dit onbegrip innig begrepen voelen, en een toekomst ervaren ieder die ver in mijn gedroomd verleden ligt.

    De plakjes melk die alle essentie bevatten, mijn grootvader met oranje ogen, ontwakend uit deze droom met koperen tranen, dit weerzien met het eigen ik.  

        1 augustus 2022, Slovenië

     Terwijl ik deze droom noteer, gelove wie het geloven wil, vier of vijf uur ’s ochtends en de deur omwille van de hitte op een kier, kruipen kinderen in een onbegrijpelijke taal de trap naar boven en kijken mij in de deuropening versteend aan – alsof »ik« hier het vreemde element in de werkelijkheid ben.