....

    Elementen willen uit zichzelf bevrijd worden. De beweging ondergaan. In een andere toestand of register verschijnen.

    Het water wil regen, naar hogere luchten getild worden. De regen wil vallen, de rivier uitmonden. Maar ook het zand wil spoelen, misschien gesteente zijn. De berg een handdruk aan zout geven. De tomaten tot soep getransformeerd worden. De lucht tot zuurstof. Metaal tot schoonheid. Een zaadje tot bloem uitgroeien.

    Zulke veranderingen mogen getuigen, is dankbaar mens zijn. Kleine zachte aanraking met het geluk volstaan. Zij vergen een staat van bewustzijn waarin men het heden met een eerdere toestand, die wij als ‘het verleden’ thematiseren, kunnen vergelijken. Dit lijkt kinderspel. Toch de moeilijkheid is: je moet in het heden zien om in het verleden te kijken. En hier dringen de beelden onder de dominantie van de dingen elkaar voor. Want in de wijn proef je toch steeds de wijn, nooit de vorige zomer. In de regen schuw je niet de oceaan. In het zout proef je niet het verlangen van de bergen.

    Tegelijk duurt het verleden voort. Om het proces van die duur te beschrijven, zou een heel nieuwe tijd nodig zijn, gelijk aan de tijd van ons leven. Deze extra tijd volledig uit te spreken is onmogelijk, en in iedere samenvatting voel je: dat je nooit recht doet aan de dingen, het wezen van het worden en het wezen van het verleden – die beelden die telkens voor elkaar dringen. Zouden we hieraan wel recht doen en een soort allesonthouder of allesuitspreker zijn, zouden we niet leven, enkel het verleden laten voortduren in een totalitair, angstig heden.

    De onmacht om je eigen verleden ultiem uit te spreken is een zegen. Immers de dingen willen uit zichzelf bevrijd worden. Maar eens vastgelegd en geweten, eens uitgesproken -of nu je verleden of heden- ontneem je jezelf iedere mogelijkheid opgetild te worden, te vallen, te spoelen of tot gesteente te worden. Maar wij willen, zijn het meeste mens wanneer we handdrukken aan zout geven of tot bloemen uit kunnen groeien!

    In de blinde vlek of zulke restonbepaaldheid kruipt onze vrijheid. Wie we het meeste zijn blijft steeds ondergedompeld, en wordt tegelijk vergeten, toegedekt net omdat we talige wezens zijn. Kijk welke beelden in de taal voor elkaar dringen. Niet dat wat reeds is verteld en in een keurslijf is gestoken. Niet dat wat we denken te moeten vertellen om onszelf als vrij te presenteren, maar dat wat we van onszelf niet kennen en steeds op het tapijt is weggevlogen – daarin schuilt een ontmoeting. In elkaar en het in leven uitmonden, de beweging ondergaan, even in een ander register verschijnen en, maar voor heel even, de taal van de wereld en jezelf gevonden te hebben.