....

    Je ligt op strand of zit ergens aan een tafeltje, alleszins in de schaduw aan de Adriatische kust, kijkt afwisselend van de kust naar de blauwe geografie van een wolkeloze hemel en in het houten oranje van een malvazija, een lokale wijn. Zoals de naam A en Z semantisch verbindt, het eerste en het laatste, verdraait de wijn in het glas hemel en zee, onder en boven. Planeten zinken naar de bodem en hoge zeeën worden tot een hemel om naar te smachten. Blauw en licht wordt oranje koper. Een vloeibaar lichtbruin oog in de hand, dat ondersteboven meeloert wanneer je even met je glas draait. Nip je aan je glaasje verdooft je kop door haar doorsijpelende, vermenigvuldigende ogen. Spiritus is toveren. Spiritus is oogledenzacht. Spiritus is de hemel verdraaien.

    In deze wijn als dromen van koper wordt zachte heide scherpe natuur, vlakke bergen hoge zeeën, de zoete meren één zoute zee, de Alpen Adriatisch, hars in de dennen warm gezouten wier. Niet het atlas, maar het register bij het atlas wordt verdraaid. Hef je je glaasje, een anker aan licht, zie je de zachte spoeling van de meren. Haast heb je de glanzende vacht van de dieren. Kijk je opnieuw naar de zee speur je hoe het aandragen zout van verre oceanen je zenuwen afschuurt.

    Oh, jij houdt wel van die zwempartijen in het zoutvat. Een slankschuwe, blinkende vis in het bijtende, de manoever door de tillende handen in het water, een levenslange Trojaanse oorlog op je huid. Vreemd genoeg, na een zwemmetje in de meren, voelt je huid soms te zacht aan – zo, als kon je je snijden aan water. Dan maar het vloeibare zuur, de eindeloze beweging van de golven, de pendel van het vloeibare uur, hoge zeeën weergalmend in de ziel.

    Volgt een nieuwe kwartslag, de avondster reeds in de bodem van het bijgevulde glas, tovert de amberachtige kleur van de wijn de oranje schalen van de Sultan naar boven, waarin hout, hars en geknipte haren worden uitgerookt, waaruit visoenen van diagonale godinnen waaien en een prachtige droom in koperen tranen over je grootvader.

    Nachten zonder maan. De nabijheid van de kosmos is zoek. Het verdwijnen van het afwezige, verdwaalt tussen de bergen – ergens tussen de registers van de verdraaiing gevallen. Misschien als abrikoos aan de bomen. Misschien als zachte amandelen of een vijg aan de struiken. Een proost op Neptunus volgt. Veranderingen onder invloed van grote rivieren, bergketens of zachte meren liggen sluipend in de ziel. Spiritus wakkert even de boel aan, legt visoenen van de wereld in je zinderende onderarmen, smijt een lucifer rondom je, doet je armworstelen met de goden.