....

    Ook in deze bizarre avond, deze avond met schrijffouten en dubbele R, deze avond met gastvrijheid naar de eenzaamheid toe, deze avond waarin ik mijzelf niet voel, en daarom oh zo vreemd voel – ook in deze avond voel ik de afwezigheid van de brieven, van de planeten die mij persoonlijk aanschreven, van brieven onderweg naar mij…

    Men wordt ouder en maakt daarmee ieder “vroeger” slechts onmogelijker, terwijl datzelfde vroeger op een stille, sleepvoetende manier tezelfdertijd absoluter wordt. Als leek je jeugd meer een leugen dan een werkelijkheid die ooit bestond. Het enige wat blijft is kille inductie: omdat je nu bestaat moet je wel voorstellen dat we een vroeger gekend hebben – zo weet men zijn verleden. Men vooronderstelt het. Het zit niet in de logica van ons denken waarmee we het heden waarnemen, maar in de zelflegitimering van het bewustzijn ervan. Bewust waarnemen vooronderstelt een verschil, een afstand van vorige, andere, eerdere bewuste waarnemingen.

    Dat herinneren daarbij iets actief is, komt zelden in iemand op. Men doet meestal slechts alsof het verleden “is”, probleemloos eenduidig is, even klaar en duidelijk zoals we de helderheid van het nu waarnemen. Immers – het is uit dezelfde, heldere waarnemen ontstaan. Verleden als die reeks, die voorbij is. Zo zijn iemands herinneringen: de verhalen die men over vroeger vertelt en waaruit iemand kristalliseert tot wie hij is. In dezelfde helderheid als men rond zich kijkt en duidelijk aantreft, zo kijkt men naar zichzelf en de verhalen die vroeger gebeurd zijn.

    Dat dit slechts één verhaal onder de zovelen is, kan men niet geloven, want zou volgens diezelfde inductie vooronderstellen dat wie men is helemaal niet absoluut is – slechts een constructie. Eén leugen onder de zovelen? Hoe dit iedere, huidige helderheid van het huidige waarnemen tegenspreekt! Aldus denkt men dat men één verleden heeft. En meestal herinnert men nog als volgt: dat wat mooi was in zijn jeugd plaatst men in de bezemkast. Dat was slecht gelopen is zet men in een museum. Alles voor dat ene verhaal…

    De waarheid is niet gangbaar. Wie biograaf wordt verplicht zichzelf tot de leugen. Ga met jezelf te werk, zoals iedereen, glijd van de rug van de tijger, en wie het aandurft met een uitgetrokken witte snorhaar zijn verleden te schilderen, in heilige verzonnen kleuren, die bezit zichzelf – voorbij iedere waarheid. Die vindt zichzelf. Uit. Al het andere is afval meedragen.

    Ik schrijf mijn dagboeken en deze aantekeningen in de stilte die volgde en bleef. Ik blijf wachten, gevat in alles de ritselende snorharen van de tijgers te horen. Ik schrijf op dit nachtelijk fosforescerende papier –ik niet, ik wel– zoals je een bloem zou plukken ga ik mijzelf in mijn dagboeken in oscillatorische gedachten af, tussen mijzelf en mijn verleden, de droom en mijn vroeger zelf. Tussen Ivan Pasha en het leven. Hoeveel is gebleven? Hoeveel blijft? Wat is verdwenen, in het verdwijnen verdwenen, is het zoek van de brieven en mijn moeder, die niet meer glimlachte…

                                Uit: Gefluisterd worden