....

    Tien dagen lezen, luieren, wat aan mijn nieuw manuscript werken, maar toch vooral veel fietsen in Zuid-Frankrijk, exact in die week wanneer de lente doorbreekt. Kortom een beetje ziel aanmaken!

IMG-4348jpg

    De lente is sterk. Beter gezegd – de natuur is sterk, en “lente” is niets anders dan onze antropomorfe begrenzing van deze kracht. Een pleonasme, een stijlfiguur voor het leven, een raster dat we over de verschijnselen leggen en we, indien we ze omvangen, begrijpen en beetgrijpen, in haar realiserende kracht ook ten dele verliezen. Kennen is het paard temmen. Kennen is de volledige vreugde van het veulen verliezen.

    Lente – is verliezen. Lente is verkwisten, strooien en verspillen. Alle energie en licht gaat verloren. Alle energie en licht wordt en gaat naar nergens. Alle energie en licht is. Overal. Wij herkennen wel structuren en recurrenties, eerst de knoppen die zich met sap en leven volzuigen, hazen die hun dikke vacht van zich afschudden, maar voelen wij ook hoe het evenwicht tussen binnen en buiten zich herschikt? Hoe alles kantelt? Of nu vegetatief of dierlijk verwerkelijkt, hoe activiteit en realisatie, energie en manifestatie de hele planeet kantelt?

    Het loont om bij deze verstrooiing aan vitaliteit even stil te staan. Om niet mee vooruit de rammen in het naamloze iets van onze zichzelf rijk rekenende tijd, maar om net in de week waarin alles overhelt niets te doen en alles te laten. Jazeker, om die innerlijke paardenvreugde vrij te laten. Om te hinniken en met je rug in het gras te rollen. Om je krachtig gebit in die groenverse klaver te zetten. Niet aan de teugels van gisteren of morgen, maar vrij en verloren over het uitzicht van hoge velden, wilde bossen, stille rivieren.

    Want het lentelicht van het Zuiden voelen, dit heel andere licht dan in België, deze kleuren en geuren in hun door- en uitbraak ervaren, wanneer alles overstroomt en toch innehalt, niet zomers zoals wij Belgen het onder een uitputtende hitte kennen, maar nog frêle en onschuldig, nog niet verslapt door het veelvoud van haar eigen uitbraak en vormen, is zoals papier dat je voor de zon houdt jezelf even doorzichtig voelen – even in andere nuance of frequentie ‘mee bestaan’. Het is deze kanteling van binnen en buiten, deze karavaan aan energie ook door jou laten gaan.

    Zeker is dit soort ‘meebestaan’ de reden waarom we reizen. Het is niet dat ons getroebleerde zelf er niet toe doet; het is alleen dat de cirkels die het in onze bewuste en onbewuste waarneming aanbrengt vaak niet volstaan om de details, zowel binnen als buiten die cirkel, te zien. Wij, gedresseerde paarden, zien slechts de uitgesleten paden van onze tot in den treurnis toe afgelegde rondjes. Maar laat het nu net dat zijn wat er in de lente gebeurt – binnen en buiten dat zich herzet! Iets moet, wanneer niet door ons, volbloeden, dan ten minste door de banen van onszelf gaan.

    De thema’s waarop we doorgaans marcheren, de trommels die we in onze zelfmanifestatie roffelen, overschrijven met hun ritmes en patronen het kwantum aan beelden en ervaringen, die we in onze antropomorfe synoniemen toedekken wanneer we de paden van onze realisaties bewandelen. Door onszelf te zijn, krijten we keer op keer die cirkel, manifesteren we die ene figuur, dat ene ritme.

    Dit ‘meebestaan’ waarvan sprake, dat de eigen thema’s en preoccupaties van de dag even aflegt, is de natuur zelf even met haar stille trommel laten roffelen, met geruis, vleugels, hartslag over de vellen rollen, met handen en voeten die onafhankelijk van elkaar hun werk doen de hoge cymbalen aan het zijn laten trillen of net het grondgeruis van het bestaan in die basdrum trappen. Meer dan eender welke muzikant speelt de drummer met de stilte, en uit alle ritmes die de natuur ooit zijn overkomen –je ziet een dinosaurus in een kip die met haar vederen schudt– haar realisatie haalt.

IMG-4487-minjpg

    Een akkoord, en akkoord – we moeten trommelen, op de vellen slaan. Met onze hoeven stampen. Een figuur, een draf, de noodzakelijke tonen tot wie we geworden zijn, zijn gecreëerd. De krijtlijnen staan er. Ons lied wordt gehinnikt, en herhaalt, en afgerammeld. Maar kunnen we mee improviseren? Variëren op slag en tegenslag? Door een aangewaaid detail de melodie herbepalen? Zoals een ter plaatste trappelend paard feine Schritte macht bewegend inhouden, en opnieuw beginnen?

    Zoals ik elders al noteerde: al het licht dat je eens zag gaat door je. Door de osmotische lijn die binnen en buiten scheidt trekt de hele prille lente. Een spoor aan kleine hoefafdrukjes blijft achter, toont de fietser misschien de wegen en uitwegen naar die hoge velden en stille rivieren – en al die panoramische uitzichten naar die paardenplezieren!

    Onderweg laten vorsende vosjes hun vurend oranje zien, vlak na een scherpe haarspeldbocht schiet een hertje zich met fijne hoefjes nog voor je wielen, snuffelende everzwijnen aan het nirwana van een vuilnisbak, begeleid door gonzende hommels daalt de fietser door de mimosa-vallei, ijverige spechten in de buurt, cirkelende roofvolgels boven de bergen, lange beklimmingen pedalerend langs vogelnestjes met kleine tjilpende vogeltjes, de stilte op hoogte wanneer je even stopt om naar je adem te luisteren, en in de afdaling met je helm nog net de kopstoot van een citroengele vlinder ontwijkend. Wie legt deze stiekeme lijsten van ontroerende momenten aan waarin wij geen hoofdrol spelen?

    Het trekt allemaal door je. De blauwe bloemen van de wilde rozemarijn, de warme bries in de eucalyptuseiken, het eerste licht aan de blauwe regen. Je laat in het voorbijrijden je binnenkant van je hand glijden over die eucalyptustakken, trekt enkele blaadjes mee en houdt vervolgens deze essentie als een emmer haver voor je gulzige paardenbek. Laat deze essentie mij maar kantelen.

    Op één van je je rust- en schrijfdagen, wanneer de ziel in de benen kriebelt toch die fiets opgesprongen naar de prachtige beklimming op Mimosay Bay, langs de schuwe gele winterbloeiers. De gele mimosa’s en de eucalyptuseiken. Overal rokende vuren over de heuvel, smeulend eucalyptushout en andere brol. Boerkes of inwoners die een vuurtje aanleggen, vuurke stook als de rituele verbranding van het voorbije, de balasten van een vorige winter, of uitroken als het uitzuiveren van ziel, de rook over de eucalpytusheuvels lijkt een moment van overgang tussen tijden en werelden, en dan moet het wel gebeuren: de volgende beklimming door het spiegelbeeld gaan —

a1aea4d6-89cf-448a-aa2a-b3b44284e066jpg

    Daar toonde het vosje zich. Als koos hij ervoor op de oversteek van de lijnen, de overgang van tijden en werelden, in al zijn focus gezien te worden. Ja, ja, ja wat osmotisch daardoor gaat gevoeld, gezien, geroken te hebben, binnen en buiten even uitgekanteld, een stukje ziel aangemaakt. Misschien niet ondersteund of extra omwalt, want zo werkt slechts de zelfbevestiging, maar net de luifels van je ziel geopend te hebben en alles door je laten waaien.

          16 – 26 Maart 2023, Grasse, Frankijk.