....

    Ergens waar men alleen maar rechtstaand kan schrijven. Het geschreven woord heeft daar steeds wat ongemakkelijks, iets gedwongen, een duur, iets telkens te veel. Lange brieven zijn daar dan ook zeldzaam. Meestal vervat men de dingen in steno en oefent men zich, hun boodschappen zo kort mogelijk neer te pennen. Het beste is daar nog de dingen van buiten te leren, zodat men geen karikatuur uit zichzelf slaat wanneer men weer maar eens stilstaat om iets neer te schrijven.

    Ja, je passanten daar hebben het wel gezien. Ze hebben iets weg van de bomen, zij die schrijven, wanneer ze in geschreven vorm wortel slaan. Beroepschrijvers hebben daar dikke kuiten.

    Studenten in auditoria die rechtstaan. Zij die schrijven en vermoeid worden. Zij die schrijven middenin de wind. Zij die al wandelend schrijven. Zij die niet kunnen stilstaan en hun zinnen niet afmaken: een soort dyslexie bij ons. Kinderen die hun huiswerk beu zijn en niet meer willen gaan rechtstaan. Of zij met gebroken been: je ziet het aan hun handschrift.

    Men heeft daar een soort steunhand, waarop men schrijft. Papier als iets wat snel geperforeerd wordt. Voorzichtige woorden. Schrijven in flinterdunne weerstand.

    De obers daar, ja zij hebben het gemakkelijk. Secretaressen echter zuchten meermaals per dag. Vooral diegenen die telefoneren en tegelijk iets willen opschrijven ondervinden de grootste problemen. 

    Geschriften – geschreven op dek. Geschriften in de regen. Of blootvoetse traktaten, geschreven in warm zand. Wetenschappers en filosofen die rechtstaan. Ja, schrijven kan daar overal, zolang maar rechtstaand. Het heeft daar iets van het ‘Eureka!’ – plots staat men stil en noteert zijn boodschap.

    Spreken daarom daar de mensen, wanneer ze rechtstaan, voelt het telkens als een soort verraad. Men gaat er liever voor neerzitten, en wanneer iemand tijdens een gesprek iets interessants vermeld dat men niet mag vergeten, staat men vervolgens recht en noteert men het.