....

    Wat bij het schrijven belangrijk is maar steeds, net krachtens het schrijven, vergeten lijkt te worden, is het onzegbare.

    Door het geschreven woord en de gedeelde taal gaat het verlangen alles uit te drukken. Het gebruik legitimeert haar notie en heft op waaruit het ontstaat. Het gooit de ladder weg waarmee het opklimt, de kracht die uit het niet-gesprokene komt. Taal is een medium dat, zoals dat in de verzamelingenleer heet, het complement is van het geheim. De minnaar van de paradox weet dat eens uitgesproken het geheim geen geheim meer is. Maar ook de spreker ervaart ergens dat eens beet de vis nooit meer zo levendig verschijnt als dat die aan de hengel tegenspartelde.

    Men kan ook de taal, bij uitbreiding het ervaren, ten dienste stellen van het geheim. Men laat de hengel los en vliegt mee het water in. Uiteraard viel ook dat enkel via een paradox uit te drukken. Taal niet om het mysterie uit te putten, maar mysterie mee te stichten.

    Alles uitspreken (indien al mogelijk) is alles verwijderen. En in wat eens is neergeschreven overvalt ons een leegte. Men zegt wat niet het leven is.

    Vraag de tovenaar alles te zeggen en hij heeft zichzelf opgeheven. Vraag het leven alle antwoorden en er bestaat geen oplossing meer. 

    Deze grondervaring van het onzegbare, of het contact ermee, te willen weren is ieder betekenisvol delen en meedelen uitschakelen. Wordt dit uitgeschakeld of niet toegelaten kan er geen betekenisvol stichten meer bestaan.

    Blijven schrijven om jezelf te blijven ervaren. Bij uitbreiding: het leven.

    Blijven schrijven niet om jezelf te kennen, maar jezelf net niet te kennen, en te blijven leven, spelend, open voor het mysterie en het absurde.

    Blijven schrijven om in contact te staan met het mysterie, met ‘het gefluisterd worden’, en wie weet geraakt eens deze wereld tot bij een lezer…