....

    Een verleden waarin we onszelf konden aankijken. Een verleden waarin je jezelf kan herontdekken. Een verleden waarin waarheid eerst nog gebeuren moet. Een verleden waarin tijd niet ‘voorbij’ betekent, maar mystieke aanwezigheid. Een verleden waarin jezelf eerst nog moet ontstaan, waar je uit moet kruipen. Een verleden waarin het nu weerklinkt: een verheden.

    Een verleden dat niet voorbij is, niet verleden, maar eerder verleiden - dat iets bestaat en meebepaalt, over de grenzen doet kijken, het eigen hier prikkelt, een magnetiserende macht die het eigen beginsel ontneemt, en zoals erotiek, de enige erotiek, ook niet meteen alles uittrekt en aan de daad begint, maar iets aanlaat, met de laagjes speelt. Zo is ook het spel tussen onze identiteit en het verleden erotisch. Nooit de naakte confrontatie maar het spel met de naaktheid; niet het zichtbare zelf maar het spel met het zichtbare zelf – en zo sluipt uit die streling iets onzichtbaars. Dan voelt de mens zich vrij, uniek, zelfbepalend. Meer dan hij was.

    Een verleden dat naar jou terugkijkt, met het hier en nu resoneert. Een verleden dat sticht.

    Daarmee is het gezegd. Men moet het laten stichten en laten gebeuren. Maar zo bekijken we het verleden de facto niet. Doorgaans als iets af, voorbij, iets dat gebeurd en uitwegloos bepaald is. Maar het verleden bepaalt. De dobbelsteen rolt, is nooit al gevallen. Het verleden gebeurt en de zijden tuimelen. Nog steeds.

    Onze taal misleidt ons. Onze taal dwingt ons te spreken over het verleden in voorbije vormen en structuren. Ik herinner aan mijn aantekening over Esrotira, de taal van het herinneren. Over onverschillige kinderen op de schoolbanken die men met alle moeite der wereld deze aparte grammatica aanleert: maar later gaat dit van nut zijn! Over zen-analfabeten die vrij zijn van ieder verleden. Over zij die alléén nog maar Esrotira willen spreken; niemand die hen begrijpt. En over hoe iedere liefde tot een noodzakelijk beetje Esrotira verhuidt, plots beginnen mensen een woorrdje Esrotira te spreken, maar zich steeds open moet proberen houden voor de taal waarin men aan elkaar verschijnt.

    Ook daarin school reeds die erotiek. De erotiek van het eigen verleden. Daarmee bedoel ik niet stijve tepels van jezelf krijgen: het is geen zelfmastrubatie of welke identiteitsfetisj. Maar vaststellen hoe iedere streling een volgende streling oproept. Hoe iedere gegeven kus de noodzaak van een nieuw sticht. Het is je leven in alle richtingen laten uitdijen.

    Scipio liet noteren dat het leven één tiende is wat je overkomt en negen tiende wat je daaruit maakt. Kan men zoiets, los van die houding voor het nu, ook over zijn eigen verleden beweren?

    Ik moet daarom iets uit dit verhaal, het verhaal dat Gefluisterd worden heet, vertellen. Ik kan alleen maar dit verhaal geven – ik doe wat ik ben en verwerkelijk daarmee niet alleen mijzelf, maar ook al die andere stuwende krachten die nog onder het verleden haar steen liggen.