....

    Wie schrijft beleeft niets. Wie schrijft staat nooit in de wereld, maar in de eigen werkelijkheid aan verbeelding. Wie schrijft voelt natuurlijk – niemand staat ooit in de wereld, maar steeds in die eigen werkelijkheid aan verbeelde realiteit. Wie schrijft weet: aan de realiteit van de realiteit wordt doorgaans nooit gedacht… Wie schrijft krijgt exact deze, meest fundamentele verhouding tot de dingen aan de meeste mensen niet uitgelegd.

    Wie schrijft beleeft niets – behalve in zijn of haar dagboeken. Wie schrijft kan het niet uitleggen. Wie schrijft wordt aangestuurd door sterke overtuigingen die verder niet te vatten of bewoorden zijn. Wie schrijft beseft uitgerekend deze paradoxale ontoegankelijkheid van het woord maar al te goed. Op exact deze kanteling, in het onderste punt van deze trechter bevindt zich al zijn of haar werk.

    Wie schrijft heeft iets dierlijks. Zoals een dier in het zintuig zit, zit de pen in de schrijver of schrijfster. De schrijver, schrijfster, lekt zijn of haar vacht proper. Wie schrijft voelt het naamloze iets in ieder ontmoeten, kleven aan iedere schoonheid, aanwezig in ieder gesprek.

    Wie schrijft werkt enkel aan de realiteit van zijn laatste volzin.

//

    Wie schrijft beleeft meer. Wie schrijft heeft een onzichtbare realiteit aan volzinnen achter zich gelaten, die hij of zij als een ladder opklom om ze dan los te laten.

    Wie schrijft kijkt niet naar wat er zich onder de voeten bevindt. Wie schrijft leeft in uit- en inzichten. Wie schrijft beweert niet, maar overweegt – zichzelf, de wereld en de relatie tot die wereld. Wie schrijft beleeft meer van de realiteit, dan louter de realiteit. Wie schrijft verwerkelijkt de paradox dat realiteit steeds het vlechtwerk is van realiteit en verbeelding. Wie schijft leeft in het surplus aan realiteit dat gecreëerd wordt door onze menselijke, talige activiteit. Het bestaat nergens. Het is geen hoogmoed of hybris, maar symbolische relatie.

    Wie schrijft staat in de wereld, omdat die wereld continu in het eigen werk verschijnt en herschapen wordt. Wie schrijft wordt continu aangesproken, door de dingen die zichzelf niet kunnen uitleggen, door het woord en de betekenis dat bevrijd wil worden uit zichzelf. Wie schrijft beleeft meer en trekt als een kometenstaart de laatste volzin over het papier.

    Het verschijnen én verdwijnen van de komeet is één gelijktijdig gebeuren. Net zoals iedere gegeven inhoud, net zoals iedere realiteit, iedere laatste volzin.