....

    Ergens waar men alleen maar kan voelen wanneer men schrijft.

    Zij die iets meemaken en het even moeten opschrijven, zodat ze het ook voelen. Zij die iets meemaken, maar het niet opschrijven: men houdt daar soms de dingen dankbaar op afstand. Of zij die alléén maar schrijven, maar niets meemaken. Alleszins niets werkelijk, al is uiteraard hun voelen, kortom dat ze schrijven, wel waar. Ja, ieder schrijft daar zijn eigen gevoelens. Daarom niet per se ‘aan’ zijn gevoelens, men schrijft en beschrijft ze. Ieder voelen heeft daar telkens iets van creatie en zelfenscenering. Zolang men maar schrijft, gebeurt het.

    Men ontwikkelt daar twee soorten realiteit: de geschreven en gevoelde, maar daarom niet werkelijke realiteit, én de geleefde en beleefde, maar daarom niet gevoelde realiteit. Dit mag hoogst verwarrend schijnen, toch ligt de mozaïek van het schrijven daar erg genuanceerd naast de werkelijk – de stenen worden fijntjes gelegd.

    Gebeurtenissen in iemands leven, die men –geschreven– inlijst. Men legt daar bibliotheken aan met wat men in zijn leven al gevoeld heeft en kijkt daar trots op zichzelf, als op een behaald resultaat, terug. Bibliotheken als catalogen aan gevoel.

    Mensen met een boekje onder de arm – je herkent de gevoeligen meteen. Zij die elkaar brieven schrijven en niet zozeer hun gevoelens meedelen, maar ze eerder voor zichzelf dan pas openbaren. Waarheen ze geschreven worden en hoe ver ze dragen is deze briefschrijvers zelf ongekend.

    Zij die in notenschrift schrijven. Zij die in steno noteren. Zij die voelen in hiëroglyfen. Zij die niet kunnen schrijven en dan maar cirkeltjes krabbelen. Zij die schrijven maar niets lezen: de gevoelens van anderen interesseert deze mensen niet. De meesten zijn er enkel bezig met wat »zij« schrijven. Privé-gevoelens noemt men dat: zij die hun voelen alleen maar aan dagboeken openbaren.

    De tekeningen van kinderen: iedereen herkent meteen hoe men zich in de kindertijd voelt. Geleerden daar hebben er een andere manier dan het schrift voor kennisoverdracht gevonden, want te veel voelen schaadt daar hun métier.

    Mensen die elkaar kleine briefjes schrijven: het dagelijks voelen. Briefpapier voor grote momenten. Mensen die naar pen of papier in hun zakken tasten – tja, daar staat men dan.

    Haatbrieven. Liefdesbrieven. Jammerbrieven. Psychiatrische brieven. Geluksbrieven. Troostbrieven. Toevalsbrieven. Huwelijksbrieven. Vriendschapsbrieven. Trotse brieven. Frivole brieven. Brieven der ongeloof. Brieven der dankbaarheid. Brieven der onrust. Brieven der onverschilligheid. Brieven die tot zelfinzicht leiden. Brieven die de eigen gevoelens stichten.

    De krant daar als een forum van gevoeligheid. Ja, het dagelijks lezen van de krans voedt de mensen hun empathie en voorkomt onverschilligheid. En naast elk artikel behoudt de krant enkele regels leegruimte, zodat de mensen kunnen commenteren en documenteren hoe ze zich bij het gelezen krantenartikel voelen. Er zijn daar mensen die voelen in stripboeken. Voelen in potlood. Voelen in Oosterse inkt. Of voelen – gebeiteld in schors.

    Op de schoolbanken ontwikkelt men daar allereerst zoiets als ‘emotionele deugdzaamheid’ wanneer men daar de kinderen het schrift aanleert. Ze krijgen les in hoe een goed mens te worden. Voelen is namelijk een taal die men kan leren. Nooit gebeurt het vanzelf en zomaar, en daar focust men bijzonder op de emotionele aanleerbaarheid van gevoelens, indien men er leert hoe gevoelens te schrijven zijn.

    Toch zijn er ook daar met onverzorgde taal. Ja, gevoelens met spelfouten. En hoe veel kinderen, bijgevolg toekomstige volwassenen, zijn er wel niet die school maar saai en niks vinden.

    Wiskunde is daar iets wat men maar moeilijk begrijpt. Men weet niet wat men ermee moet voelen, en zij die complexe gevoelspaden bewandelen, durven in hun noties wel eens een wiskundig symbool te gebruiken Geen mens die het begrijpt, maar het siert ieders emotionele ontoegankelijkheid.

    Zij die zich oefenen in schoon schrift. Kalligrafische gevoelens. Zij die schrijven met hanenpoten of bibberende hand. Psychiatrische patiënten met hun erg eigenzinnige krabbels.

    Iedereen ontwikkelt daar een zo bijzonder mogelijk handschrift, toch het gevolg daarvan is dat niemand elkaar nog kan lezen. Aldus is iedereen er met zichzelf en hun schriftjes bezig – en hoe meer men daar schrijft, hoe onbegrijpelijker men voor zichzelf en anderen wordt.

      26 december 2018, Brasserie Verschueren