....

    Ergens waar men plots vaststelt dat ieder dier de mens zijn toekomst is. Beter gezegd: slaat daar iemand een vlieg dood, sterft daar een mens. Wordt een koe geslacht, sterft daar iemand. Ieder mens heeft één exemplaar, één enkel dier, om het even welke soort, die aan zijn leven verbonden is.     

    Mussen. Regenwormen. Tonijnen. Egels. Olifanten. Landschildpadden. Muizen. Zeekatten. Giraffen. Gazellen. Eksters. Ooievaars. Garnalen. Kevers.     

    Waagt men het, de dieren verder zo te behandelen, als hoe men deed? Is men bereid, is men »nu« bereid, de hele samenleving te veranderen omwille van het lot –niet dat van de dieren, maar– van zichzelf?     

    Ja, nu men er over nadenkt: men merkte daar al eerder dat ieder dier wel een zekere menselijke karakteristiek bezat –of was het omgekeerd?–, als herkende men naasten en familieleden in bijvoorbeeld een bepaalde houding van een kip of een wit kopje van een hondje. Als wisten dieren telkens één eigenschap van de mensen zoveel krachtiger en geconcentreerder tot uitdrukking te brengen. Als waren de dieren daar om mens dichter tot zichzelf te brengen.     

    Volbaardmannen als knagende bevers. Juffrouwen met okapi-enkels. Kinderen in welpenvreugde. Het gezicht van een oude tante in dat van een kameel herkennen. Een bok met Deens kijken.     

    Toch of men daar ooit zijn dier vindt? Eén vraag die daar onbeantwoord blijft, maar wel allesbepalend is: wie heeft men als dier. Kan men het ooit ontdekken? En heeft men eens de soort gevonden, hoe vindt men dan dat ene exemplaar, die zijn leven is? Voelt het als liefde op het eerste gezicht? Een ontmoeting met het dier? De trots in die ene struisvogel – was hij het? Hem?     

    Zij die dit dier opzoeken – maar hoe? Misschien het meest respectvolle: zij die de dieren laten. Fenomenen van overbescherming: zij die de dieren bewaren, kortom gevangenhouden, zodat ze niet zouden bewegen, jagen, gedood kunnen worden.     

    Binnen vijf jaar: alle dieren aan de ketting. Zelfs de vissen en de kwallen – ach, geen mensenleven (toch wanneer het mogelijks zijn eigen is) is kostbaar genoeg! Binnen tien jaar: mens en dier die volledig gescheiden leven. Ontsporing van het eigen lot: kwekerijen waar men ieder dier in stand houd zodoende toekomstige menselijke generaties gegarandeerd blijven.