....

    De mensen zonder hoofdpijn.

    Wetenschappers ontdekken plots dat het de dieren zijn die de mensen hun hoofdpijn veroorzaken.

    In den beginne was er ongeloof. Men schudde het hoofd terwijl de poes op de schoot zat. “Onmogelijk” zei de Jef, zijn leven lang varkensboer. “Van min zeugen hemme kik nog nie koppijne gekrege.” Men wist het niet. Aja, in de meeste gevallen ziet of speurt men het niet. Je denkt veelal niet aan de dieren en hoofdpijn, wanneer je geen hoofdpijn hebt.

    Slechts zij geloofden er aan, die met migraine rimpels opnieuw het voorhoofd samentrokken, gebukt onder die onzichtbare last van hun clusterpijn. Er ontstond discussie: sommige zeiden dat het een trekdier is dat komt in seizoenen. Zij stelden daarbij de schuldige met veren en snavel voor. Anderen vergeleken hoofdpijn met de herten, die met hun fijne hoeven uit poelen dronken; dat ziet een mens ook niet elke dag. Nog anderen meenden dat het –iets zoals de bijen of beren– soms een winterslaap maakt. Anderen, die dagelijks hoofdpijn ervoeren, vergeleken het dan weer met ratten of stadsduiven, kortom dierlijke rommel. Een te veel, dat was duidelijk. Zij hadden niet langer oog voor het bijzondere van ieder dier maar zagen alleen nog maar dat ene exemplaar.

    Het probleem was dat iedereen zijn eigen dier had. Een soort horoscoop –zelfs de Chinezen wisten het!– een horoscoop der hoofdpijn. Misschien lag het voor Luca wel aan de mieren. Sonja kreeg dan weer hoofdpijn uitsluitend door steenmarters. Steenmarters? Miriam nam preventief een dafalgan wanneer zij op het einde van een zomeravond spreeuwen in laag zonlicht op en neer zag dansen. Wouter, tja, die wist met zijn ongeluk geen raad, toch had altijd al een vermoeden dat zeehonden laffe dieren waren. 

    Natuurdocumentaires bieden inspiratie welk dier men zou kunnen haten

    Toch velen hebben hun dier nog niet gevonden. Hardnekkigen, meestal geplaagd door het langdurige, wekenlange bonzen in de holte van hun hoofdpijn, doorzoeken de struiken in hun tuinen, kijken onder dakpannen of turen argwanend in het kippenhok van de buren. Zieke mensen staan uit hun ziektebed op om op zolder wat te rommelen: ergens vind je altijd wel een spin. Psychiatrische patiënten die het behang van de muur trekken? Ja, overal kan het zich schuilhouden, voor een mens die antwoorden verlangt.

    “De kraanvogel en syfilis” roept alsmaar de gek van het dorp – maar men weet dat dieren enkel verantwoordelijk voor hoofdpijn zijn.

    Plots kijkt men uit het venster. Of de schuldige misschien daar zou zitten?

    Langzaam begonnen de mensen de ernst van hun hoofdpijn te begrijpen. De verklaringen die het bood. Men had het altijd al geweten! Het probleem was enkel dat het voor iedereen verschillend was. Sommige herinnerden zich een ernstige reisziekte en dachten plots: de olifant! Het feit dat hij bestaat kan al genoeg zijn... Iedereen vond wel een schuldige, een dader, een verantwoordelijke voor zijn hoofdpijn en persoonlijk ongeluk, en eens gevonden, verwerkelijkten zich de bewijzen. Men had het altijd al geweten!

    De gelukkigen, de gezonden, ja die prezen zich gelukkig dat zij als equivalent van hun hoofdpijn tijgers, walvissen, witte neushoorns of andere met uitsterven bedreigde dieren hebben. Wat deze mensen op een idee bracht. Uit ieders obsessie met de eigen gezondheid en uit angst voor wederkerende hoofdpijn, beslist men de dieren uit de roeien – voor het dagelijks gemak.

    Iedereen bezig met de jacht, buit makend op hun schuldige. Sommige verklaren een persoonlijke oorlog aan wespen. Anderen aan kippen. Plots verschenen er overal vallen en hoorde je dagelijks wel enkele schoten vallen van het loodjesgeweer. Ieder zijn gezondheid is belangrijk. Uiteraard. Iemand anders houdt de wezel verantwoordelijk voor de laatste pandemie en doorzoekt tuin om achtertuin. Joris eet met een morbide glimlach alleen nog maar tonijn, in de hoop de vangst te stimuleren. Zij die gazellen jagen hebben minder geluk en moeten jaarlijks een vliegtuigticket naar Afrika betalen om hen eigenhandig om te leggen. Die enkelen, die bemerken dat ook de mens van de dieren afstamt, werden niet gehoord.

    Het glanzen van de paardenhals, het langzame van de schildpadden, het kuifje van de steenuil, de enkels van de okapi’s, de dons op het poepje van een bij; men treft in iedere soort wel iets benijdenswaardig aan dat, eens men hoofdpijn heeft, volstaan om te vervloeken, te gaan haten, verantwoordelijk te houden voor jouw persoonlijk ongeluk.

    Daarbij nog eens het gevoel van de menselijke almacht, die precaire vorm van genoegdoening, wanneer men bijvoorbeeld een spin doodtrapt of als kind met een stokje in een aangespoelde kwal port of in een mierennest pist. Iedereen ken het wel. Knaapjes die aan poezen hun staart trekken, volwassenen die complexe muizenvallen inrichten. Het volstaat om een leven lang een overtuiging te vervolgen. Men doodt en masse dieren, niemand stelt zich er vragen bij, het wordt zelf aangemoedigd.

    Tot er geen dieren meer overbleven, de mensen verlost waren van hun hoofdpijn en met zaligmakend glimlachen door de straten liepen in de overtuiging eindelijk van iets verlost te zijn.

       Brasserie Verschueren, 20 februari 2019