....

    Sinds hij op het strand de wind het zand als kilometerslange slierten saffraan zag weven, horizontale zandlopers over mijlen uitgestrekt, autostrades voor zandkorrels dier enige bestemming de wind zelf was, stoffige sluiers aan worden in as en horizontale ladders, rivieren uit zand en fijnaderige wimpers, de bewegingen en het deinen van de droom gelijkend, zichtbaar in een ander worden, een andere tijd, zichtbaar over het strand en de dingen, kortom sinds hij toen plots de tijd zelf als gekanteld ervoer en voor zich uitgestrekt zag, in horizontale zandlopers, in autostrades aan zandkorrels, in sluiers worden, in horizontale rivieren, begon hij onsamenhangend tegen iedereen over de kleur Saturnus te spreken. Hij begreep, aangezien dit hetzelfde zand was dat eens het zandmannetje in slapende kinderen hun ogen strooide, dat het altijd al de vertellingen waren die leven in ons deden kantelen, in kilometerslange slierten, in horizontale ladders en zandlopers, in sluiers worden, in moeders woorden waarnaar je vroeger smeekte omdat je niets anders wou vernemen dan exact deze suggestie, iets dat het zand kantelde en de ervaring een ander bewegen gaf, hier op het strand plots zichtbaar geworden in het saffraan aan zand, in deze ervaring waarin ieder ervaren kantelde.