....
Daar weet men wie men als allerlaatste in zijn leven ziet. De angst van deze mensen te handelen, op straat te komen zich te laten zien. Het dagelijkse gevaarte dat iemand, »iemand bijzonder« er óók kan zijn, werkt zo verlammend, dat deze mensen niets klaarspelen. Ze leren niet houden van de dingen – omdat deze ene bijzondere andere op één of andere manier er telkens ook bij is.
Zelfs wanneer hij of zij afwezig is, denkt men nog steeds aan hem of haar. Het is zoals een schaduw, een onlosmakelijke aanwezigheid die aan iemand verbonden is. Men is er diep bedacht hem of haar niet tegen te komen. In ieder gezelschap speurt men dan ook als eerste – wie er niet is.
Maar ook het weten, dat men zelf voor iemand deze mogelijke laatste kan zijn. De raadsels soms in je naasten hun gezicht, het plotse lijkbleke van zijn kennissen, de opvallende stilte soms bij iemand die men al lang niet meer zag. Of het dàt kan betekenen?
Iemand van je familie als deze persoon hebben: de angst ieder jaar opnieuw voor familiefeestjes. Iemand uit je directe omgeving als deze persoon: de vrees om nog op café te gaan. Mensen verstoppen zich in bossen of op eilanden. Men heeft daar absolute eenzaten. Deze mensen verhuizen, soms naar afgelegen oorden of verre landen, toch ook anderen verhuizen in dezelfde vooronderstelling en met dezelfde hoop, aldus komt men daar elkaar vroeg of laat toch nog wel eens tegen.
Kinderen die zonder verklaring hun ouders verlaten. Echtgenotes die plots vaststellen dat hun man het is. Want soms identificeert men pas later wie deze persoon is, of moet men hem nog leren kennen.
De moeilijkheden van het mens-zijn: jouw kind als deze persoon. Haat-liefde verhoudingen in angstig opvoeden. Pech hebben en een bekende figuur als allerlaatste hebben: nooit nog de krant lezen of naar televisie kijken. Maar ook de schrik voor vrienden van: dat ze hem of haar kunnen meebrengen. Men wéét daar goed genoeg wie men in zijn leven nodig heeft.
De vrees wanneer men naar de kruidenier moet. De absolute rust thuis. De angst wanneer er plots aan de deur wordt geklopt. Zij die doen alsof ze iemand niet gezien hebben. Of de absolute bevoorrechten in deze samenleving: blinden. Zij leven bevrijdt van iedere angst en sterven onaangekondigd.
Elke keer wanneer je deze persoon ziet die verlammende adrenaline door je bloed: zo voelt het dan om te sterven.
Men is daar uitermate georganiseerd en houdt er erg nauwkeurig bij wie waar aanwezig is. Aanwezigheidslijsten daar aan iedere deur. Bij iedere bijeenkomst meldt men zich dan ook vooraf aan. Het is onvoorstelbaar wat een bureaucratisch talent de mens is. Toch het probleem: men moet zich verplaatsen. Velen lopen daar dan ook haastig of net sluipend door de straten. Enkelen wandelen steevast met een regenscherm voor hun aangezicht om vooral niemand tegen te komen. Anderen komen alleen maar ’s nachts naar buiten, toch betrappen dan eveneens anderen die uitweken naar de nacht..
Beslist, daar is men altijd bedacht en nooit even ontspannen. Zelfs in de slaap ontmoet men alleen maar dat ene gezicht…
Eén keer per jaar geeft men daar een reusachtig, gemaskerd praat- en scheldfeest, waar iedereen verplicht een masker draagt en de mensen zich vrijelijk en zonder schroom kunnen uiten.