....
Hij is gemaakt om perfect te verdwijnen. Niets van dat wat hij voortbrengt merkt iemand. Zolang hij het geheim kan houden is het voor hem geslaagd. Los van de mogelijkheid of men het ooit werkelijk kan - waarom zou men delen? Zijn verborgen schepping, maar eveneens zijn dagelijks leven, trippelt voorzichtig in de frêle osmose tussen het inexistente en de werkelijkheid. Waar het zijn schemert in het rood waarmee men de ogen sluit. De vraag of iets is of niet stelt zich niet in het brede debiet van dit mogelijke-onmogelijke. De last van iedere verwerkelijking, ze is voor hem alleen. Of het een troost is dat hij gespaard blijft van de teleurstelling dat anderen zijn geschriften toch nooit lezen? Een soort trotse negatie? Wanneer hij dagelijks aan iemand voorbij stapt die hem en zijn verborgenheid niet kent, beschouwt hij het als een overwinning van zijn geslaagd leven.